ECLI:NL:RBDHA:2018:11546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
NL18.13416
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Ethiopische nationaliteit wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ethiopische eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrees van de eiser voor de Ethiopische autoriteiten niet geloofwaardig was. De eiser had gesteld dat hij te vrezen had voor de autoriteiten vanwege zijn betrokkenheid bij het Oromo Liberation Front en zijn eerdere arrestatie na een demonstratie. Echter, de rechtbank vond dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen.

De rechtbank merkte op dat de eiser niet direct na zijn aankomst in Nederland om bescherming had gevraagd, wat ook afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn relaas niet met documenten had onderbouwd en dat hij geen moeite had gedaan om meer informatie te verkrijgen over de reden van zijn arrestatie. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen als ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, en het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard. De rechtbank gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.13416

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. de Haan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 21 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H.M.S. Nurahmed. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Ethiopische nationaliteit. Hij is met een visum voor kort verblijf Nederland ingereisd en op enig moment vertrokken naar België. Vervolgens is eiser aan Nederland overgedragen en heeft hij hier asiel aangevraagd. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij te vrezen heeft voor de Ethiopische autoriteiten vanwege toegedichte activiteiten voor het Oromo Liberation Front. Eiser is gearresteerd twee dagen na een demonstratie, is daarna ruim twee maanden gedetineerd en ten slotte vrijgelaten, op voorwaarde dat hij zou optreden als informant voor de Ethiopische autoriteiten. Daarnaast stelt eiser te vrezen voor zijn hier te lande verblijvende familieleden omdat hij heeft afgezien van zijn aanvankelijke toezegging om aan zijn oom een nier te doneren.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat eiser te vrezen heeft voor de Ethiopische autoriteiten of voor zijn in Nederland verblijvende familieleden.
3. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte de legale uitreis van eiser via de luchthaven van Addis Abeba mede ten grondslag gelegd aan de conclusie dat de vrees voor de Ethiopische autoriteiten ongeloofwaardig is. Eiser stelt te worden gezocht door lokale autoriteiten, hetgeen niet betekent dat hij ook op de landelijke opsporingslijst staat. De uitreiscontrole op de luchthaven van Addis Abeba is zodanig dat legale uitreis mogelijk is. Eiser heeft daarbij gewezen op informatie van het Immigration and Refugee Board of Canada van 18 februari 2016 en een e-mail van een senior onderzoeker van Human Rights Watch van 25 januari 2018.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij vreesde om op de luchthaven te kunnen worden gearresteerd omdat hij gezocht werd door de Ethiopische autoriteiten. Hij heeft dit risico voor lief genomen omdat hij zijn in Nederland verblijvende neef wilde helpen (pagina 15 van het rapport van het nader gehoor). De door eiser in beroep genoemde algemene informatie over de intensiteit van de uitreiscontrole op de luchthaven van Addis Abeba laat deze verklaringen van eiser onverlet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mede gelet op die verklaringen niet ten onrechte geconcludeerd dat de probleemloze legale uitreis van eiser niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de gestelde vrees.
6. Verweerder houdt volgens eiser voorts ten onrechte vast aan het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt waarom nu juist hij is gearresteerd. Volgens eiser is het een gegeven dat de Ethiopische autoriteiten burgers willekeurig arresteren en kan om die reden niet van hem worden gevergd om op dit punt meer inzicht te geven. Ter onderbouwing wijst eiser op de publicatie ‘Country Policy and Information Note Ethiopia’ van het UK Home Office van oktober 2017.
7. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om zijn persoonlijke relaas aannemelijk te maken. Daarbij volstaat het niet om te verwijzen naar algemene landeninformatie, zoals eiser heeft gedaan. Uit de door eiser aangehaalde landeninformatie blijkt bovendien dat de Ethiopische autoriteiten willekeurige arrestaties verrichten tijdens demonstraties, terwijl eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij niet heeft deelgenomen aan demonstraties (pagina 12 van het rapport van het nader gehoor). Ook vermeldt de landeninformatie dat willekeurige arrestaties in de nasleep van demonstraties plaatsvinden maar dat de autoriteiten zich daarbij richten op jonge studenten. Dat is een doelgroep waar eiser niet toe behoort.
8. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiser zijn relaas niet met documenten heeft onderbouwd en dat eiser evenmin aantoonbare moeite heeft gedaan om aan documenten te komen. Ook heeft verweerder niet ten onrechte bevreemdend geacht dat eiser anderszins geen moeite heeft gedaan om erachter te komen wat de reden voor zijn arrestatie is geweest. De thans gestelde arrestatie van de oud-huisbaas van eiser maakt niet aannemelijk dat eiser persoonlijk te vrezen heeft voor de Ethiopische autoriteiten.
9. Ten slotte bestrijdt eiser dat de omstandigheid dat hij niet direct na aankomst in Nederland heeft gevraagd om bescherming afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Eiser stelt dat hij in eerste instantie in de veronderstelling verkeerde dat zijn in Nederland verblijvende familie voor hem een verblijfsvergunning zou regelen en dat niet van hem kon worden verwacht om op de hoogte te zijn van de Nederlandse regel dat een asielaanvraag zo snel mogelijk moet worden ingediend.
10. Van vreemdelingen die stellen asielrechtelijke bescherming te behoeven wordt verwacht dat zij zich meteen na binnenkomst in Nederland melden. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat niet valt in te zien dat eiser, die stelt ernstige problemen te hebben met de Ethiopische autoriteiten, zich niet onmiddellijk na aankomst in Nederland tot de autoriteiten heeft gewend voor bescherming. Voor zover eiser stelt dat hij eerst na problemen met zijn familie feitelijk genoodzaakt was om bescherming te zoeken, geldt dat daarbij niet valt in te zien dat eiser naar België is uitgeweken zonder in Nederland om bescherming te vragen. Eisers stelling dat hij in Nederland geen aangifte wilde doen tegen zijn familie, is hiervoor geen toereikende verklaring.
11. Verweerder heeft de gestelde problemen van eiser met de Ethiopische autoriteiten en met zijn familie niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Nu eiser aldus niet in aanmerking komt voor een asielvergunning, heeft verweerder eisers aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.