ECLI:NL:RBDHA:2018:11537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
NL18.14279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van homoseksuele gerichtheid en verkrachting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse man, een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het standpunt innam dat de aanvraag kennelijk ongegrond was, omdat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De eiser had in zijn aanvraag gesteld dat hij homoseksueel is en dat hij in 2015 is verkracht, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid en de verkrachting ongeloofwaardig waren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de gang van zaken rondom het gehoor van de opvolgende aanvraag besproken, waarbij de eiser bijgestaan werd door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onzorgvuldigheden in de procedure die de beoordeling van de aanvraag zouden beïnvloeden. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser dat zijn jeugdige leeftijd, achtergrond en cultuur onvoldoende in de beoordeling zijn meegenomen, verworpen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn homoseksuele gerichtheid en de omstandigheden rondom de verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden heeft gemotiveerd en dat de eiser niet in staat was om zijn verklaringen te onderbouwen. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.14279

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

ProcesverloopBij besluit van 26 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL18.14280, plaatsgevonden op 30 augustus 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Khairi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] .
2. Op 11 september 2016 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 28 augustus 2017 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko een veilig land van herkomst is. Dit besluit staat in rechte vast.
3. Op 14 juni 2018 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hij heeft aan deze aanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is, maar daarover niet eerder heeft durven praten. Verder heeft eiser verteld dat hij in 2015 is verkracht.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko een veilig land van herkomst is, omdat eiser kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, en omdat het een opvolgende aanvraag betreft die niet niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder acht noch de gestelde homoseksuele gerichtheid, noch de gestelde verkrachting geloofwaardig.
5. Eiser heeft in beroep zijn beklag gedaan over de gang van zaken bij de behandeling van zijn opvolgende aanvraag. Verder bestrijdt eiser dat hij ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over zijn homoseksuele geaardheid en de verkrachting.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Partijen zijn verdeeld over de schuldvraag betreffende het feit dat het gehoor opvolgende aanvraag enkele keren moest worden uitgesteld. Eiser heeft ter zitting niet kunnen verduidelijken waarom het antwoord op deze vraag zou moeten leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het gehoor opvolgende aanvraag is uiteindelijk toch doorgegaan, in aanwezigheid van een registertolk, zij het later dan gepland. Niet is gesteld of gebleken dat eiser tijdens dit gehoor onvoldoende de gelegenheid heeft gekregen om zijn verhaal te doen. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze kwestie niet van belang is voor de beoordeling in dit beroep.
7. Verweerder heeft bij de beoordeling van de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser toepassing gegeven aan zijn Werkinstructie 2018/9 [1] . Verweerder heeft daarbij toegelicht dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar LHBT-zijn maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd. Verweerder vindt dat eiser wisselend heeft verklaard over de vraag wanneer hij erachter kwam dat hij homoseksueel was. Enerzijds heeft hij verklaard dat hij een voorkeur kreeg voor mannen nadat hij op vijftienjarige leeftijd was verkracht [2] , anderzijds dat hij al op elfjarige leeftijd zeker was van zijn geaardheid [3] . Verder wijst verweerder erop dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzicht heeft verschaft in de persoonlijke beleving van deze bewustwording. Ook heeft eiser volgens verweerder zeer summier verklaard over hoe het komt dat hij juist op elfjarige leeftijd tot de conclusie kwam dat hij homoseksueel is. Verder werpt verweerder tegen dat eiser niet helder is geweest over het denkproces dat voorafgegaan is aan de acceptatie van zijn gevoelens en de wijze waarop hij invulling wilde en kon geven aan zijn geaardheid. Verder wijst verweerder erop dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn eerste homoseksuele contacten na zijn komst naar Nederland en dat eiser vaag, summier en ontwijkend heeft verklaard over zijn gestelde huidige relatie.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarmee goed heeft uitgelegd waarom hij de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig vindt. De ontkenning in beroep dat sprake zou zijn van wisselende, vage en summiere verklaringen, is onvoldoende geconcretiseerd. Evenmin is antwoord gegeven op de door verweerder terecht geconstateerde tegenstrijdigheden in eisers verklaringen. De stelling dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers jeugdige leeftijd, achtergrond en cultuur, kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Dat eiser Marokko al heeft verlaten toen hij vijftien jaar oud was, betekent niet dat hij geen helder beeld zou hoeven te schetsen over zijn eigen ervaringen en zijn persoonlijke beleving met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft ook niet kunnen uitleggen waarom zijn sociale omgeving een andere invalshoek zou kunnen opleveren bij de beoordeling. Dat in de Marokkaanse cultuur homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd, zou juist tot gevolg moeten hebben dat eisers bewustwording van zijn geaardheid een indringende ervaring is geweest. Verweerder heeft niet ten onrechte eisers gestelde homoseksuele geaardheid als ongeloofwaardig aangemerkt.
9. Verweerder heeft met betrekking tot de gestelde verkrachting in 2015 onder meer gewezen op eisers verklaring tijdens zijn eerste asielprocedure. Hij heeft toen meermaals verklaard dat slechts sprake was van pogingen tot verkrachting. Verweerder vindt dat eiser niet heeft kunnen uitleggen waarom hij eerst niet durfde te vertellen dat het wel ging om verkrachting en nu wel. Verder werpt verweerder tegen dat eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag eerst vertelde dat hij door drie mannen is verkracht en later dat het ging om één man.
10. Overwogen wordt dat verweerder daarmee ook deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij ook dit onderdeel van eisers relaas ongeloofwaardig vindt. De stelling in beroep dat er voor dit onderdeel aanknopingspunten zijn te vinden in het asielrelaas bij eisers eerste aanvraag, doet niets af aan de geconstateerde tegenstrijdigheden. De eerst ter zitting gegeven uitleg over het door drie mannen, dan wel door één man zijn verkracht, namelijk dat eiser bedoelde dat hij door twee man was vastgehouden en door één man was verkracht, overtuigt niet. Eiser had over een zo ingrijpende gebeurtenis tijdens zijn gehoor helder en eenduidig moeten verklaren, en dat heeft hij niet gedaan.
11. De slotsom is dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiser ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde homoseksuele geaardheid en over de gestelde verkrachting. De asielaanvraag is terecht afgewezen. Eiser heeft geen separate gronden ingediend tegen de afwijzing van zijn aanvraag als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.De openbare Werkinstructie ‘Horen en beslissen in zaken waarin lhbt-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’, geldig vanaf 1 juli 2018 (
2.Pagina 4 van het gehoor opvolgende aanvraag
3.Pagina’s 5, 6 en 7 van het gehoor opvolgende aanvraag