ECLI:NL:RBDHA:2018:11537
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van homoseksuele gerichtheid en verkrachting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse man, een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het standpunt innam dat de aanvraag kennelijk ongegrond was, omdat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De eiser had in zijn aanvraag gesteld dat hij homoseksueel is en dat hij in 2015 is verkracht, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid en de verkrachting ongeloofwaardig waren.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de gang van zaken rondom het gehoor van de opvolgende aanvraag besproken, waarbij de eiser bijgestaan werd door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onzorgvuldigheden in de procedure die de beoordeling van de aanvraag zouden beïnvloeden. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser dat zijn jeugdige leeftijd, achtergrond en cultuur onvoldoende in de beoordeling zijn meegenomen, verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn homoseksuele gerichtheid en de omstandigheden rondom de verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden heeft gemotiveerd en dat de eiser niet in staat was om zijn verklaringen te onderbouwen. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een kostenveroordeling.