ECLI:NL:RBDHA:2018:11526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
NL18.14203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder het Dublin-systeem

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, die ook namens haar minderjarige kinderen optrad, had een aanvraag voor een asielvergunning ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De staatssecretaris stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres, aangezien zij daar geregistreerd stond als asielzoekster en Italië had ingestemd met een terugnameverzoek. Eiseres was niet verschenen op de zitting, maar haar gemachtigde was wel aanwezig.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank stelde vast dat er geen systeemfouten waren in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Italië, en dat gezinnen met kinderen daar op toereikende opvang konden rekenen. Eiseres had geen overtuigend bewijs geleverd dat haar situatie in Italië onhoudbaar was, en haar intentie om in Nederland asiel te vragen was niet relevant voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier W.H. Mentink. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.14203
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen,
[naam 2],
[naam 3]
(gemachtigde: mr. N. van Luijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J.E.P. Pijnenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers tot het verlenen van een asielvergunning niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaak NL18.14204).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.14204, plaatsgevonden op 23 augustus 2018. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek.
2. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres in Italië asiel heeft gevraagd. Eiseres is daar geregistreerd als asielzoekster en Italië is akkoord gegaan met het terugnameverzoek. De loutere ontkenning van eiseres leidt niet tot een ander oordeel. De intentie van eiseres om in Nederland asiel te vragen is niet relevant.
3. Niet is gebleken dat er sprake is van systeemfouten in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Italië. Volgens vaste rechtspraak moet ervan uit worden gegaan dat ook gezinnen met kinderen kunnen rekenen op toereikende opvang. Het relaas van eiseres biedt geen aanknopingspunten voor het tegendeel. Voor zover eiseres familieleden in Nederland heeft, is dit niet met relevant bewijs onderbouwd. Dat de oom van eiseres in Italië op straat zou leven, maakt nog niet aannemelijk dat Italië zijn verplichtingen jegens eiseres als terugkeerder in de Dublinprocedure niet zal naleven.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.