ECLI:NL:RBDHA:2018:11525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
NL18.14277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiseres. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een asielvergunning, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres op basis van artikel 13 van de Dublinverordening. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en de verweerder gehoord. Eiseres heeft aangevoerd dat er systeemfouten zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze systeemfouten bestaan. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de algemene informatie uit rapporten van AIDA en MSF niet leidt tot een ander oordeel over de omstandigheden in Italië. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast en geconcludeerd dat de overdracht aan Italië niet zal leiden tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter J.F.I. Sinack in aanwezigheid van griffier W.H. Mentink. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.14277
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J.E.P. Pijnenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een asielvergunning niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL18.14278).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.14278, plaatsgevonden op 23 augustus 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek.
2. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op grond van artikel 13 van de Dublinverordening.
3. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Italië. Volgens vaste rechtspraak wordt ten aanzien van Italië onverkort uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De algemene informatie in de door eiseres aangehaalde rapporten van AIDA en MSF leiden niet tot een ander oordeel. Hieruit rijst geen ander beeld van de omstandigheden in Italië dan reeds is beoordeeld in de rechtspraak. Dat de Italiaanse autoriteiten niet op het terugnameverzoek hebben gereageerd, leidt als zodanig niet tot een andere conclusie.
5. Uit het relaas van eiseres kan niet worden afgeleid dat overdacht aan Italië zal leiden tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Voor zover de ervaringen van eiseres in Italië door haar als vernederend zijn ervaren, geldt dat eiseres hierover heeft kunnen klagen tegenover de lokale autoriteiten. Dat hierop volgens eiseres onvoldoende respons is gevolgd, neemt niet weg dat zij hierover bij andere of hogere autoriteiten kan klagen. Niet aannemelijk is gemaakt dat deze niet bereid of in staat zijn om eiseres te helpen. De enkele stelling dat dit voor eiseres ondoenlijk is, is daarvoor onvoldoende.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.