ECLI:NL:RBDHA:2018:11522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
NL18.9746 en NL18.9748
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst India

In deze zaak hebben eisers, burgers van India, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen zijn afgewezen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij India als veilig land van herkomst is aangemerkt. De eisers hebben op 8 mei 2018 asiel aangevraagd, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat India in hun specifieke omstandigheden niet veilig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en herkomst van eisers geloofwaardig zijn, maar dat hun asielrelaas ongeloofwaardig is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Raad van State die bevestigen dat India een veilig land van herkomst is, en dat eisers niet hebben aangetoond dat zij bescherming nodig hebben van de Indiase autoriteiten. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.9746 en NL18.9748

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] (eiser) en [naam 2] (eiseres), hierna tezamen aangeduid als eisers,

gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. N. Hamzaoui.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen twee afzonderlijke besluiten van verweerder van 23 mei 2018 (bestreden besluiten).
De beroepen zijn, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.9747 en NL18.9749, ter zitting behandeld op 6 juni 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Als tolk was aanwezig E.R. Gajadhar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op [geboortedatum 1] , respectievelijk [geboortedatum 2] . Zij zijn burgers van India. Op 8 mei 2018 hebben zij aanvragen ingediend tot het verlenen van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd. Aan die aanvragen ligt ten grondslag dat de vader van eiser problemen heeft met de personen [naam 3] en [naam 4] . Eiser zelf heeft persoonlijke problemen met [naam 3] . Het relaas van eiseres is afhankelijk van dat van eiser.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Tevens is eisers een inreisverbod voor de duur van 2 jaar opgelegd. De identiteit, herkomst en Indiase nationaliteit van eisers is door verweerder geloofwaardig geacht. Hun asielrelaas is ongeloofwaardig geacht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst (India), en dat niet aannemelijk is gemaakt dat India in hun geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Ook heeft het na aankomst van eisers in Nederland op 2 of 3 juni 2017 nog bijna een jaar geduurd voordat zij zich hebben gemeld om asiel aan te vragen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd dat er in India wet- en regelgeving is die vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM verbiedt, dat die wet- en regelgeving in de praktijk wordt toegepast en dat daadwerkelijk een systeem van rechtsmiddelen beschikbaar is dat bescherming biedt tegen eventuele vervolging of onmenselijke behandeling. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft onderzocht en deugdelijk heeft gemotiveerd dat India een veilig land van herkomst is. De rechtbank verwijst in dit kader voorts naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 10 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:641). Voor zover eisers de aanwijzing van India als veilig land van herkomst met de door hen overgelegde stukken betwisten, geldt dat daaruit niet blijkt van een wezenlijk ander beeld dan uit de stukken die door de Afdeling in voormelde uitspraak zijn betrokken.
4. Nu verweerder India heeft kunnen aanmerken als veilig land van herkomst, bestaat een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit dat land geen bescherming nodig hebben. Het is aan eisers hun stelling dat India in hun specifieke omstandigheden toch niet veilig is, aannemelijk te maken. Dat neemt dit niet weg dat verweerder hetgeen een vreemdeling aanvoert over zijn specifieke individuele omstandigheden zal moeten onderzoeken en zal moeten motiveren of dit er al dan niet toe leidt dat - in dit geval - India voor die vreemdeling niet veilig is.
5. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de Indiase autoriteiten in hun geval geen bescherming bieden tegen de door hen gestelde problemen, reeds omdat zij zich in India niet tot de hogere autoriteiten hebben gewend om bescherming te vragen, terwijl dit wel van hen mocht worden verwacht. Ter zitting is door de gemachtigde van eisers benadrukt dat eisers geen problemen hebben met de autoriteiten in India. Aldus heeft verweerder zorgvuldig onderzocht en deugdelijk gemotiveerd dat India, ook in de specifieke omstandigheden van eisers, een veilig land van herkomst is. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers daarom als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Aan bespreking van de afwijzing op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en h, van de Vw wordt niet toegekomen.
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier.
Griffier
Rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.