ECLI:NL:RBDHA:2018:11521

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
18/4242 MVV
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om een machtiging voorlopig verblijf (mvv) en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had in beroep gegaan tegen het besluit van 11 mei 2018, waarin zijn bezwaren tegen de eerdere afwijzing van 11 april 2017 ongegrond werden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 2.1.1.1 van de IND-Werkinstructie 2014/9, die gold ten tijde van de aanvraag. Dit artikel vereist dat bij asielprocedures, waaronder nareis, een identificerend gehoor wordt aangeboden indien documenten als vals of niet echt worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door dit gehoor niet aan te bieden, waardoor het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.002 bedragen.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4242 MVV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2017 (primair besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een machtiging voorlopig verblijf (mvv) afgewezen, omdat hij de gestelde familierelatie met zijn gestelde echtgenote niet heeft aangetoond met documenten en niet aannemelijk is gemaakt dat dit niet aan hem is toe te rekenen.
Bij besluit van 11 mei 2018 (bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
De zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [naam 2] (referent). Verweerder is, met voorafgaande afmelding, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting is onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond.
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170 (honderdzeventig euro) aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 1.002 (duizendtwee euro), te betalen aan eiser.

Overwegingen

1.
Niet in geschil is de gestelde identiteit van eiser. In geschil is of eiser zijn familieband met referente aannemelijk heeft gemaakt.
2. Eisers betoog dat verweerder hem op grond van het beleid geldend ten tijde van de aanvraag, neergelegd in werkinstructie 2014/9, nader onderzoek in de vorm van een interview met identificerende vragen had moeten aanbieden, slaagt. Op grond van artikel 1.27 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt de aanvraag tot het verlenen van een mvv getoetst aan het recht dat gold op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij uit de wet anders voortvloeit of het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven, voor de vreemdeling gunstiger is.
3. Volgens rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] is artikel 1.27 van het Vb ook van toepassing op een mvv die in het kader van een nareisprocedure is gevraagd. Niet is gebleken dat het recht zoals dat gold ten tijde van het bestreden besluit gunstiger voor eiser is. Eiser heeft dus terecht aangevoerd dat haar aanvraag beoordeeld moest worden aan de hand van het recht dat gold op het tijdstip van ontvangst ervan.
4. Op het moment van aanvraag gold (de externe) IND-werkinstructie 2014/9 van 17 februari 2015. Artikel 2.1.1.1 van deze instructie luidt, voor zover hier van belang als volgt: "Bij asielprocedures (waaronder nareis) geldt dat, als de documenten vals, vervalst of niet echt bevonden worden, alsnog een interview met identificerende vragen (ter vaststelling van de identiteit en gezinsband) en eventueel een DNA-onderzoek wordt aangeboden.". Gelet hierop had verweerder een identificerend gehoor aan eiser moeten aanbieden, ter vaststelling van de familierelatie met referent. Door dit na te laten heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
5. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder moet opnieuw op het bezwaar beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder kan daarbij tevens de door referente overgelegde nieuwe huwelijksakte, afgegeven op 23 oktober 2016, betrekken, nu deze akte niet is betrokken bij het nemen van het bestreden besluit.
6. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.002, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 501 per punt en wegingsfactor 1.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
de griffier is niet in staat deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2914