ECLI:NL:RBDHA:2018:11478

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
09/827153-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontuchtige handelingen binnen een familierelatie met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten minderjarig was. De verdachte, geboren in 1965, werd beschuldigd van meerdere seksuele misdrijven die plaatsvonden tussen 2009 en 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn stiefdochter, die op dat moment dertien jaar oud was, heeft gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van zijn positie als stiefvader en de afhankelijkheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig en consistent beoordeeld, en de verdachte heeft tijdens het proces erkend dat hij de seksuele handelingen heeft verricht, hoewel hij ontkende dat hij het slachtoffer had vastgebonden.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het vervaardigen van kinderporno, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 25.000 aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft ook de bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De zaak benadrukt de ernst van seksueel misbruik binnen een familierelatie en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827153-18
Datum uitspraak: 26 september 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Alphen aan den Rijn” te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 juni 2018 (pro forma) en 12 september 2018 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.S.A.H. Croes naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks van 1 januari 2009 tot en met 24 september 2012 te Gouda
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) zijn stiefdochter [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , hebbende verdachte meermalen, althans een maal,
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of
- de borst(en) en/of vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] betast en/of
- de borst(en)/tepel(s) van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- de vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- een dildo en/of vibrator en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer 1] gebracht en/of tegen de vagina/clitoris/schaamlippen aangehouden en/of
- zijn, verdachtes, penis op/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gehouden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte misbruik
heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als
stiefvader van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de
afhankelijkheidssituatie van die [slachtoffer 1] als zijn, verdachtes stiefdochter
en/of onverhoeds het (onblote) lichaam van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
(dwingend/gebiedend) heeft geappt/gezegd aan/tegen die [slachtoffer 1] dat zij naar
boven moest en/of wat leuks aan moest trekken en/of de kleding van die [slachtoffer 1]
heeft uitgetrokken en/of een slaapmasker bij die [slachtoffer 1] op haar ogen heeft
gedaan en/of die [slachtoffer 1] aan het bed heeft vastgebonden/vastgemaakt en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks van 1 januari 2009 tot en met 24 september 2012 te Gouda,
met zijn stiefdochter [slachtoffer 1] , die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1]
, hebbende verdachte:
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of
- de borst(en) en/of vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] betast en/of
- de borst(en)/tepel(s) van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- de vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- een dildo en/of vibrator en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer 1] gebracht en/of tegen de vagina/clitoris/schaamlippen aangehouden en/of
- zijn, verdachtes, penis op/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gehouden;
2.
hij in of omstreeks van 25 september 2012 tot en met 24 september 2014 te
Gouda door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) zijn stiefdochter [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , hebbende verdachte meermalen, althans een maal,
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of
- de borst(en) en/of vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] betast en/of
- de borst(en)/tepel(s) van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- de vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- een dildo en/of vibrator en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer 1] gebracht en/of tegen de vagina/clitoris/schaamlippen aangehouden en/of
- zijn, verdachtes, penis op/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gehouden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte misbruik
heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als
stiefvader van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de
afhankelijkheidssituatie van die [slachtoffer 1] als zijn, verdachtes stiefdochter
en/of onverhoeds het (onblote) lichaam van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
(dwingend/gebiedend) heeft geappt/gezegd aan/tegen die [slachtoffer 1] dat zij naar
boven moest en/of wat leuks aan moest trekken en/of de kleding van die [slachtoffer 1]
heeft uitgetrokken en/of een slaapmasker bij die [slachtoffer 1] op haar ogen heeft
gedaan en/of die [slachtoffer 1] aan het bed heeft vastgebonden/vastgemaakt en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks van 25 september 2012 tot en met 24 september 2014 te
Gouda ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer 1]
, geboren op [geboortedag] 1996, bestaande die ontucht hierin dat hij
meermalen, althans een maal,
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gemasseerd en/of
- de borst(en) en/of vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft betast
en/of
- de borst(en)/tepel(s) van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en/of
- de vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en/of
- een dildo en/of vibrator en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer 1] heeft gebracht en/of tegen de vagina/clitoris/schaamlippen heeft
aangehouden en/of
- zijn, verdachtes, penis op/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gehouden;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 24 september 2014 te Gouda, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal telkens
een grote hoeveelheid afbeeldingen, te weten (digitale)foto's - en/of een of
meer fotocamera(s) en/of een of meer USB stick(s), bevattende afbeeldingen, te
weten (digitale) foto's
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft vervaardigd en/of verworven en/of in bezit gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - onder meer bestonden uit:
- het likken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon (te
weten zijn stiefdochter [slachtoffer 1] ) die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is
en/of poseert in een omgeving en/of met een vibrator en/of dildo en/of met
haar vinger(s) in haar vagina en/of in een erotisch getinte houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s)
nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze
persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een
onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 1985 tot en met 13 juli 1990 te
Gouda, althans in Nederland, meermalen, althans een maal, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte
(telkens)
- aan de borsten en/of tepel(s) van die [slachtoffer 2] gelikt en/of
- de borsten en/of vagina/schaamstreek van die [slachtoffer 2] betast en/of
- zijn, verdachtes, penis tussen de borsten van die [slachtoffer 2] gelegd/gebracht
en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] laten betasten/zich laten aftrekken
door die [slachtoffer 2] en/of
- zijn, verdachtes, tong en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2]
gebracht en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht bestaande uit een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen hem,
verdachte, en die [slachtoffer 2] en/of bestaande uit het feit dat hij de oudere zwager
was van die [slachtoffer 2] en/of
- onverhoeds bij haar/naast haar in bed ging liggen, waarbij nog andere
gezinsleden lagen en die [slachtoffer 2] zich aldus stil en rustig moest houden en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

3.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van feit 4, aangezien dit feit is verjaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk is in de vervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten tijde van het onder 4 ten laste gelegde feit was aangeefster [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 1971) minderjarig. Ingevolge artikel 70 (oud), aanhef en onder 3 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) in verbinding met artikel 71 (oud), eerste lid aanhef en onder 3 Sr vervalt het recht tot strafvordering van dit feit ten aanzien van de ten laste gelegde periode van 14 juli 1985 tot 1 maart 1989 (hierna: pleegperiode I) door verjaring in twaalf jaren en ten aanzien van de ten laste gelegde periode van 1 maart 1989 tot en met 13 juli 1990 (hierna: pleegperiode II) door verjaring in vijftien jaren, waarbij de verjaringstermijn is aangevangen op 14 juli 1989, de dag na die waarop [slachtoffer 2] achttien jaar is geworden. Dit betekent dat de verjaringstermijn voor dit feit ten aanzien van pleegperiode I was verstreken op 14 juli 2001 en ten aanzien van pleegperiode II op 14 juli 2004. Aangezien het openbaar ministerie met betrekking tot dit feit eerst nadien een daad van vervolging heeft verricht, is het onder 4 ten laste gelegde feit verjaard, zodat het recht tot strafvervolging is vervallen. De rechtbank verklaart de officier van justitie ter zake van dit feit daarom niet-ontvankelijk in de vervolging.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De verdachte wordt nog verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan 1) verkrachting dan wel het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] in de periode dat zij twaalf jaar of ouder was maar nog geen zestien jaar, 2) verkrachting dan wel het plegen van ontuchtige handelingen in de periode dat [slachtoffer 1] zestien jaar of ouder was en nog geen achttien jaar en 3) het maken van een gewoonte van het vervaardigen van kinderporno.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Op de specifieke standpunten van de officier van justitie zal - voor zover van belang - bij de beoordeling van de tenlastelegging nader worden ingegaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman dient voor de ten laste gelegde feiten onder 1 primair, 2 primair en subsidiair en 3 vrijspraak te volgen. Op de specifieke standpunten van de raadsman zal - voor zover van belang - bij de beoordeling van de tenlastelegging nader worden ingegaan.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aangezien de feiten 1 en 2 met elkaar samenhangen, zal de rechtbank de bewijsmiddelen die voor deze feiten van belang zijn tezamen bespreken. Feit 3 zal afzonderlijk worden behandeld.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De verklaring van [slachtoffer 1]
, geboren op [geboortedag] 1996, heeft op 6 december 2017 aangifte gedaan van seksueel misbruik gepleegd in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2015 te Gouda door de verdachte, haar stiefvader. Zij heeft bij de politie het volgende verklaard.
Het misbruik is begonnen toen [slachtoffer 1] dertien jaar was. Haar ouders waren gescheiden en zij ging elke zondag naar de verdachte toe. [slachtoffer 1] zat in bad en de verdachte kwam binnen. De verdachte zat op zijn hurken naast [slachtoffer 1] , raakte haar aan, hij ging met zijn hand van haar buik naar haar vagina toe, hij liet daar zijn hand rusten, hij ging daar voelen, hij wreef met een paar vingers over haar vagina heen en kwam daarmee tussen haar schaamlippen. [2] Toen [slachtoffer 1] veertien jaar was heeft de verdachte, op een moment dat haar schouders vastzaten, gezegd dat zij naar boven moest gaan. Hij heeft haar vervolgens op haar bed gemasseerd, hij deed haar beha los en zij voelde dat hij de zijkant van haar borst aanraakte met zijn vingers. [3] Later heeft de verdachte haar nog een keer gemasseerd. De verdachte heeft toen tegen haar gezegd dat hij haar kon helpen om haar schouders los te maken als zij zich zou omdraaien, dat hij wilde dat zij daarbij haar beha uitdeed, dat zij die uittrok, dat hij vervolgens haar schouders masseerde, dat hij met beide handen over haar borsten heen wreef en haar borsten masseerde en er zacht in kneep. Op een gegeven moment ging de verdachte met zijn hand naar beneden naar haar vagina, met twee vingers tussen haar schaamlippen. Hij gleed daar met zijn vingers overheen, hij ging iets naar beneden en is toen over haar vagina en met een vinger erin gegaan. De verdachte wreef op dat moment over haar plassertje/clitoris heen. [4] Verder heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de verdachte in zijn kledingkast twee kratjes had staan waar kleding in zat, zoals strings, jurkjes, een netpakje waar haar borsten en vagina doorheen kwamen waardoor haar hele lichaam was te zien. Zij was dan bij de verdachte thuis en hij stuurde haar een appje en zei “Ga naar boven en trek je wat leuks aan”. Toen dit speelde, was [slachtoffer 1] rond de zestien jaar oud. [5] Zij ging naar boven naar die kast, zij haalde er een string en een jurkje uit en deed die aan. Vervolgens ging zij op de rand van het bed zitten en kwam de verdachte vijf minuten later naar boven. Haar broertje zat beneden televisie te kijken en de verdachte had het geluid harder gezet. [slachtoffer 1] moest diagonaal op haar rug op het bed van hem gaan liggen. Hij haalde een slaapmasker uit zijn nachtkastje en deed dat bij haar ogen om. Hij pakte haar arm en deed om haar pols een lint van een badjas en maakte dat aan de poot van het bed vast. De verdachte deed hetzelfde met haar andere arm. Haar armen lagen omhoog en uit elkaar. De verdachte deed vervolgens haar jurkje omhoog, deed haar string uit en maakte haar benen aan het bed vast. Vervolgens wreef de verdachte met zijn handen over haar borsten over het jurkje heen waaronder zij geen beha droeg. Toen verschoof hij het jurkje, deed de veter van het jurkje wat losser en daarna was er een borst bloot. De verdachte wreef met zijn hand over haar blote borst heen. Toen kwam hij met zijn hoofd naar haar borst en zat met zijn mond aan haar borst en likte over haar borst, het gedeelte van haar tepel. Daarna haalde de verdachte twee dildo’s uit een kastje. [6] De verdachte pakte een vibrator en hield die tegen haar vagina en clitoris aan, tussen haar schaamlippen. De verdachte deed vervolgens twee vingers in haar vagina en likte met zijn tong over haar vagina. Daarna haalde de verdachte zijn vingers uit haar vagina en deed de grote roze dildo tegen haar vagina aan en er vervolgens in. Toen de dildo in haar vagina zat, likte de verdachte met zijn mond aan haar clitoris. De verdachte deed ook een keer zijn broek uit en had zijn onderbroek op zijn enkels. [7] Toen ging hij met zijn knieën op bed zitten, met zijn vingers weer in haar en hij trok zichzelf met zijn andere hand af. De verdachte ging over haar heen, hij pakte met zijn hand zijn piemel vast, hij ging met zijn piemel over haar clitoris naar beneden tegen haar vagina aan. Toen heeft [slachtoffer 1] tegengestribbeld en “nee” gezegd. Zij bewoog haar lichaam vervolgens zodat de verdachte zijn piemel niet in haar kon doen. [slachtoffer 1] zei dat ze dat niet wilde en toen deed hij het ook niet. Vervolgens gebruikte de verdachte in plaats van zijn piemel de dildo’s. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het misbruik vijf jaar heeft geduurd; vanaf haar dertiende. Dit gebeurde wel vaak en meerdere keren is daarbij gebruik gemaakt van dildo’s. [8] Het vastbinden is één of twee keer gebeurd. [9]
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat het zou kunnen dat het misbruik in bad, zoals [slachtoffer 1] heeft verklaard, is begonnen, dat zij naakt in zijn bed lag en hij haar begon te masseren en haar borsten vastpakte. Ook heeft hij bevestigd dat het misbruik uit de hand liep als hij [slachtoffer 1] op de slaapkamer masseerde. [10] Hij heeft verklaard dat hij tijdens de massage haar borsten aanraakte, haar borsten masseerde, vervolgens haar hele lichaam masseerde, hij daarna naar haar vagina ging en hij probeerde haar op te winden door met zijn handen haar vagina te masseren. De verdachte raakte daarna haar kittelaar aan en hij probeerde met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer 1] te gaan. Dit probeerde hij elke keer, het ging van kwaad tot erger en op een gegeven moment kwam de dildo van pas. [11] Op dat moment was [slachtoffer 1] veertien à vijftien jaar. [12] De verdachte heeft verklaard dat hij ook wel eens een oogkap bij [slachtoffer 1] heeft opgedaan, dat hij twee dildo’s heeft gepakt, dat hij met een dildo in de vagina van [slachtoffer 1] is gegaan en met zijn vingers in haar vagina is geweest, dat hij met zijn mond over haar vagina is gegaan [13] en dat hij haar heeft gebeft. [14] Verder heeft de verdachte verklaard dat hij een kratje op zijn bed had liggen [15] , dat de sexy lingerie op zijn initiatief op het bed terechtkwam en dat hij daarmee de intentie had om seksuele handelingen bij [slachtoffer 1] te plegen. Hij heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij een appje naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd welke kleren zij moest aantrekken. De verdachte heeft ook verklaard dat er meerdere keren iets is gebeurd en dat hij tien, twaalf keer seksueel contact heeft gehad met [slachtoffer 1] . [16] De verdachte heeft te kennen gegeven dat hij zelf wel eens heeft geprobeerd om haar vaginaal te penetreren, maar dat [slachtoffer 1] dit niet wilde, dat dit toen niet is gebeurd. [17] De vraag van de verbalisant of de verdachte zijn piemel tegen de vagina van [slachtoffer 1] heeft aangedaan en hij - doordat [slachtoffer 1] met haar lichaam een beweging maakte - niet in haar vagina kon komen, beantwoordde de verdachte bevestigend. [18]
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij [slachtoffer 1] heeft betast, haar borsten en vagina heeft gelikt, haar heeft gevingerd, gebeft en in haar vagina een dildo heeft gedaan. Hij heeft verder verklaard dat het seksueel contact ongeveer in 2009 is begonnen, dat dit niet op wekelijkse basis gebeurde maar dat het wel vaak gebeurde, dat het zo was gegroeid. [19] Ook heeft de verdachte te kennen gegeven dat er na [slachtoffer 1] haar achttiende niets meer is gebeurd en dat zij gewoon contact hadden. [20]
Tussenconclusie over handelingen en pleegperiode
De verdachte heeft ter terechtzitting de ten laste gelegde seksuele handelingen erkend, met dien verstande dat hij [slachtoffer 1] nooit aan het bed zou hebben vastgebonden. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan de juistheid van het verhaal van [slachtoffer 1] te twijfelen, aangezien zij zeer specifiek, gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de seksuele handelingen die met haar zijn verricht. Bovendien worden haar verklaringen voor een zeer groot gedeelte ondersteund door de verklaringen van de verdachte die hij tegenover de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd.
[slachtoffer 1] is op [geboortedag] 2009 dertien jaar oud geworden. Zij heeft bij de politie verklaard dat zij dertien jaar was toen het misbruik begon, dat dat op een zondag was, en dat dit vijf jaar heeft geduurd. De verdachte heeft op zijn beurt ter terechtzitting verklaard dat het misbruik in 2009 is begonnen. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat er na [slachtoffer 1] haar achttiende (dus na [geboortedag] 2014) niets meer is gebeurd. Gelet daarop zal de rechtbank de laatste zondag in 2009, te weten 27 december 2009, als startdatum van de pleegperiode aanmerken. Als einddatum merkt de rechtbank [slachtoffer 1] ’s achttiende verjaardag, [geboortedag] 2014, aan. Aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat het misbruik in 2012 is gestopt, hecht de rechtbank geen waarde.
Verkrachting?
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, dient te worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat geen sprake is geweest van geweld, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid. De vraag resteert dan of sprake is geweest van “andere feitelijkheden” waardoor de verdachte [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
De feitelijkheden hebben in deze zaak bestaan uit het volgende. De verdachte is naast [slachtoffer 1] op zijn hurken gaan zitten toen zij in bad zat, en heeft toen onverhoeds haar borsten en vagina betast. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij toen verstijfde en niet wist wat te doen. Zij zat in bad op dat moment en kon niet weg. Ook heeft de verdachte door [slachtoffer 1] door middel van een appje geboden om naar boven te gaan en “iets leuks” aan te trekken. Vervolgens heeft hij [slachtoffer 1] met haar armen en benen vastgebonden aan zijn bed, haar een slaapmasker opgezet en haar kleding uitgetrokken. Deze handelingen vonden plaats tegen de achtergrond van de familierelatie tussen [slachtoffer 1] en de verdachte. De verdachte is haar – ruim dertig jaar oudere – stiefvader en hij beschouwde [slachtoffer 1] als zijn eigen dochter. [21] Ook was sprake van een afhankelijkheidsrelatie van [slachtoffer 1] ten opzichte van de verdachte. Dit wordt geïllustreerd door de schriftelijke verklaring die [slachtoffer 1] bij haar aangifte heeft gevoegd, waarin zij schrijft dat zij graag liefde wilde voelen van de verdachte omdat zij geen contact meer had met haar biologische vader en dat zij vaderliefde opzocht. [22] De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte zowel geestelijk als fysiek overwicht had op [slachtoffer 1] , en dat de verdachte zich hiervan ook bewust was.
Hiervan heeft de verdachte misbruik gemaakt. Door binnen die familie- en afhankelijkheidsrelatie bovengenoemde handelingen te verrichten – onverhoeds, op gebiedende wijze – heeft hij voor [slachtoffer 1] een zodanig bedreigende sfeer doen ontstaan dat het voor haar zo moeilijk was om zich aan de seksuele handelingen van de verdachte te onttrekken, dat kan worden gesproken van dwang. Ook dit wordt treffend geïllustreerd door voornoemde verklaring van [slachtoffer 1] , waarin zij schrijft dat zij bang was dat de verdachte haar niet meer als dochter zou willen hebben en zij hem dus kwijt zou raken, als zij nee zou zeggen tegen de seksuele handelingen. [23]
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat de verdachte foto’s van haar vagina heeft gemaakt toen zij achttien jaar was en dat dit één keer is gebeurd. Daartegenover staat de verklaring van de verdachte bij de politie dat hij in totaal ongeveer zeven fotosessies van [slachtoffer 1] heeft gemaakt, dat dit begon toen zij twaalf à dertien jaar was, dat zij dan zwaar opgemaakt was en lingerie droeg en dat hij ook wel eens foto’s van haar heeft gemaakt zonder lingerie.
De rechtbank stelt vast dat de bedoelde foto’s niet in het dossier aanwezig zijn.
De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat zij de verklaring van [slachtoffer 1] over de seksuele handelingen geloofwaardig en betrouwbaar acht. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarover anders te oordelen met betrekking tot de verklaring over de foto’s. De rechtbank zal [slachtoffer 1] dus volgen in haar verklaring dat de foto’s zijn gemaakt toen zij al achttien jaar was. Dit brengt mee dat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van het vervaardigen dan wel in bezit hebben van kinderporno. De verdachte zal dus worden vrijgesproken van het hem onder 3 ten laste gelegde feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1.
in
de periodevan
27 december2009 tot en met 24 september 2012 te Gouda
door feitelijkheden zijn stiefdochter [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , hebbende verdachte meermalen
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en
- de borsten en vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] betast en
- de borsten/tepels van die [slachtoffer 1] gelikt en
- de vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en
- een dildo en vibrator en vingers in de vagina van die
[slachtoffer 1] gebracht en tegen de vagina/clitoris/schaamlippen aangehouden en
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gehouden,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte misbruik
heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als
stiefvader van die [slachtoffer 1] en daarbij gebruik heeft gemaakt van de
afhankelijkheidssituatie van die [slachtoffer 1] als zijn, verdachtes stiefdochter
en onverhoeds het on
tblote lichaam van die [slachtoffer 1] heeft betast en
gebiedend heeft geappt aan die [slachtoffer 1] dat zij naar
boven moest en wat leuks aan moest trekken en de kleding van die [slachtoffer 1]
heeft uitgetrokken en een slaapmasker bij die [slachtoffer 1] op haar ogen heeft
gedaan en die [slachtoffer 1] aan het bed heeft vastgemaakt en
aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
in
de periodevan 25 september 2012 tot en met 24 september 2014 te
Gouda door feitelijkheden zijn stiefdochter [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte meermalen
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en
- de borsten en vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] betast en
- de borsten/tepels van die [slachtoffer 1] gelikt en
- de vagina/clitoris/schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en
- een dildo en vibrator en vingers in de vagina van die
[slachtoffer 1] gebracht en tegen de vagina/clitoris/schaamlippen aangehouden en
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gehouden,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte misbruik
heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als
stiefvader van die [slachtoffer 1] en daarbij gebruik heeft gemaakt van de
afhankelijkheidssituatie van die [slachtoffer 1] als zijn, verdachtes stiefdochter
en onverhoeds het on
tblote lichaam van die [slachtoffer 1] heeft betast en
gebiedend heeft geappt aan die [slachtoffer 1] dat zij naar
boven moest en wat leuks aan moest trekken en de kleding van die [slachtoffer 1]
heeft uitgetrokken en een slaapmasker bij die [slachtoffer 1] op haar ogen heeft
gedaan en die [slachtoffer 1] aan het bed heeft vastgemaakt en
aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring gecursiveerd verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden vermeld in het reclasseringsrapport. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden zal bevelen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf, met een proeftijd alsmede met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het innemen van medicatie.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf jaar meermalen schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn stiefdochter [slachtoffer 1] , die hij beschouwde als zijn eigen dochter. Het seksuele misbruik is begonnen toen [slachtoffer 1] dertien jaar was en vond steeds plaats in de woning van de verdachte. Hij heeft verschillende seksuele handelingen bij haar verricht en ook is er meerdere keren sprake geweest van seksueel binnendringen. Daarbij heeft de verdachte alleen aan de bevrediging van zijn eigen seksuele lustgevoelens gedacht en zich niets aangetrokken van de kwetsbare en de ongelijkwaardige positie waarin [slachtoffer 1] zich als zijn kind bevond. Door zo te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer 1] . Het is algemeen bekend dat door seksueel misbruik de normale seksuele en persoonlijke ontwikkeling van een slachtoffer ernstig kan worden geschaad en dat zij daarvan nog lang psychische klachten (kunnen) ondervinden. Daarbij komt dat [slachtoffer 1] de verdachte vertrouwde en dat vertrouwen heeft hij, als haar (stief)vader, ernstig geschaad. [slachtoffer 1] was na de scheiding van haar ouders op de zondagen samen met haar broertjes aan zijn zorg toevertrouwd en zij behoorde zich juist bij hem veilig en geborgen te voelen.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] , die zij ter terechtzitting heeft voorgelezen, volgt - kort samengevat - dat zij PTSS heeft en daarvoor therapie krijgt, dat zij dagelijks hinder en pijn ondervindt van het seksueel misbruik, dat zij hier herinneringen aan blijft houden, dat zij zich daardoor ongelukkig voelt en dat zij zich schaamt. Ook heeft zij te kennen gegeven geen normaal leven te kunnen leiden, dat haar jeugd haar door de verdachte is afgepakt en dat zij geen contact meer met hem wil hebben.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 24 mei 2018 blijkt dat verdachte wel eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een op 5 juli 2018 opgemaakt rapport betreffende de verdachte van psycholoog drs. A.E. Haan. Hierin is onder meer opgenomen dat bij de verdachte geen ziekelijke stoornis is vastgesteld, maar dat er bij hem wel aanwijzingen zijn voor een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van vermijdende en afhankelijke persoonlijkheidstrekken. De psycholoog heeft geconcludeerd dat dit ook tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten het geval was en dat dit ten dele zijn gedragskeuzes en gedragingen heeft beïnvloed. Door zijn gebrekkige ontwikkeling was de verdachte op zichzelf gericht, vanuit een levensloop die werd gekenmerkt door miskenning, gebrek aan positieve eigenwaarde en sociale vervreemding, gepaard gaande met een duidelijk gebrek aan gezonde empathie en gezond respect voor behoeften en grenzen van anderen. Dit kwam ook tot uiting in zijn intieme en later seksueel grensoverschrijdende gedrag jegens zijn stiefdochter. De impact van zijn gebrekkige ontwikkeling is moeilijk met enige zekerheid retrospectief vast te stellen, maar lijkt toch tenminste wel van enige invloed te zijn geweest op zijn denken en handelen. De psycholoog adviseert de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Voorts wordt de kans op recidive ingeschat als laag tot matig. De psycholoog heeft geadviseerd de verdachte een ambulante behandeling te laten ondergaan, specifiek gericht op daders van seksueel geweld, met name gericht op denkfouten en cognitieve vervormingen omtrent zijn rol als dader. Een dergelijke behandeling zou kunnen plaatsvinden binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel met een ambulante behandeling bij een instelling zoals De Waag (of een soortgelijke instelling).
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 14 augustus 2018. De reclassering sluit zich - kort samengevat - aan bij het advies van de psycholoog. Gebleken is dat de verdachte gemotiveerd is voor een behandeling, hij heeft positieve levensdoelen en een ondersteunend netwerk. De reclassering ziet wel dat er een risico bestaat als het gaat om het nemen van onvoldoende verantwoordelijkheid voor het delict, het zich op sociaal vlak isoleren en een nieuwe gezinssituatie met minderjarige kinderen.
De reclassering heeft geadviseerd tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf met een proeftijd van vijf jaar, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, een contactverbod met aangeefster, het vermijden van contact met minderjarige kinderen en andere voorwaarden betreffende het gedrag. Tevens acht de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden noodzakelijk.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de rapportages en zal de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar achten.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verantwoordelijk is voor de seksuele handelingen, dat hij beseft dat hij fout bezig was, dat hij daar spijt van heeft en dat het misbruik nooit had mogen gebeuren. Ook heeft hij te kennen gegeven dat hij zijn medewerking wil verlenen aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
Alles overwegende en rekening houdende met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de duur en de frequentie van het seksueel misbruik, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de schadelijke gevolgen die het misbruik voor haar heeft gehad, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Dat de rechtbank – anders dan de officier – komt tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit, geeft haar geen aanleiding een lagere straf op te leggen dan geëist. De wél bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen zelfstandig de geëiste en op te leggen straf.
Het is van belang dat de verdachte nooit meer in een dergelijke situatie terecht zal komen en niet terugvalt in delictgedrag. Gelet op de rapporten van de psycholoog en de reclassering is daarvoor nodig dat de verdachte langdurig hulpverlening krijgt in de vorm van behandeling en begeleiding. Om dat te bewerkstellingen zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van vijf jaar, en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen mogelijkheid de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht te bevelen, omdat aan de daarvoor in artikel 14e Sr gestelde voorwaarden niet is voldaan mede gelet op het feit dat de reclassering de kans op recidive laag inschat. Gelet hierop zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dan ook niet bevelen.

8.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 45.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden gematigd. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de belaste voorgeschiedenis van [slachtoffer 1] wellicht een rol kan hebben gespeeld bij haar huidige klachten. Ook heeft de raadsman verwezen naar pagina 161 van het proces-verbaal, waar Slachtofferhulp Nederland uitgaat van toekenning van een schadevergoeding van een bedrag tussen de € 3.500,00 en de € 14.000,00.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit de brieven van psycholoog E. Verveen en psychotherapeut en klinisch psycholoog
A. Seinen van 10 oktober 2017 en 20 december 2017 alsmede van Fier Rotterdam Ambulant, ondertekend door onder andere GZ-psycholoog R. Schoop, van 22 maart 2018 is gebleken dat [slachtoffer 1] is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van voornoemde brieven voldoende is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] de gebeurtenissen als traumatisch heeft ervaren, hetgeen psychische impact (onder andere slecht slapen, angstig zijn) op haar heeft gehad en dat zij daar tot op de dag van vandaag last van heeft. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is uitgangspunt dat de hoogte van de immateriële schadevergoeding naar billijkheid moet worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder het aan de verdachte gemaakte verwijt en de aard en ernst van de gevolgen voor de benadeelde partij. Bij de beoordeling van de hoogte van dit bedrag wordt ook in aanmerking genomen wat door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen wordt toegekend. Gelet daarop zal de rechtbank een bedrag van € 25.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 december 2009, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de onderbouwing van de vordering dit deel niet zonder meer kan dragen en nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 december 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .

9.Het inbeslaggenomen voorwerp

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de beslaglijst lijst onder 1 genummerde voorwerp zal worden verbeurd verklaard, nu hiermee de strafbare feiten zijn begaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het in beslag genomen voorwerp.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp verbeurd verklaren, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en de onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde feiten hiermee zijn begaan.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
verkrachting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 primair:
verkrachting, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
48 (achtenveertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (tien) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
vijf jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op de Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag (dan wel bij de instantie aan wie het reclasseringstoezicht eventueel wordt overgedragen) op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven en zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, zo lang als de reclassering dat nodig acht;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen - direct of indirect - met
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen, hij die contacten zoveel mogelijk zal vermijden en zodra die onvermijdelijk zijn dat hij ervoor zal zorgen dat hierbij een volwassene aanwezig is die voor de veiligheid van de minderjarige in staat;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan het convenant tussen de reclassering en de politie, dat onder meer inhoudt dat hij door de wijkagent bezocht kan worden in zijn huis of omgeving;
- gedurende de proeftijd bereikbaar zal zijn voor de reclassering, zijn behandelaren en begeleiders;
- gedurende de proeftijd zicht zal verschaffen op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en de reclassering toestemming verleent om referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
- gedurende de proeftijd openheid zal geven over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en toestemming verleent tot het opnemen van contact met een nieuwe relatie;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland of diens opvolger tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 1] een bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 december 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 december 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 160 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
het inbeslaggenomen voorwerp:
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1. genummerde voorwerp:
1
STK Fust - doos met diverse kleding lingerie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J. Doets, voorzitter,
mr. A.H. Bergman, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.N.A. Wooning, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017317092, van de politie-eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 187).
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 34.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 35.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 36.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 37.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 38.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 39.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 40.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 41.
10.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte, p. 107.
11.Proces-verbaal verhoor van de verdachte, p. 108.
12.Proces-verbaal verhoor van de verdachte, p. 109.
13.Proces-verbaal verhoor van de verdachte, p. 112.
14.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte, p. 115.
15.Proces-verbaal verhoor van verdachte, p. 117.
16.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte, p. 118.
17.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte, p. 101.
18.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte, p. 119.
19.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 12 september 2018.
20.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte inbewaringstelling van 23 maart 2018.
21.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte, p. 106.
22.Geschrift, te weten een e-mail van [slachtoffer 1] d.d. 6 december 2017, gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte, p.48.
23.Idem.