ECLI:NL:RBDHA:2018:11376

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
21 september 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 16353
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2018 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel. Eisers, een Syrisch echtpaar, hadden hun aanvraag ingediend na de toekenning van een asielvergunning aan hun vader, die als referent fungeerde. De aanvraag werd afgewezen omdat eisers ten tijde van de aanvraag meerderjarig waren en de feitelijke gezinsband met hun ouders zou zijn verbroken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvragen van eisers niet terecht was. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van het geval niet konden worden gelijkgesteld met een verbroken gezinsband. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eisers over hun afhankelijkheid van hun ouders niet voldoende waren om de afwijzing te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 17/16353 en 17/16582

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

[eiseres],eiseres, V-nummer [V-nummer]
tezamen eisers,
(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel voor eisers, afgewezen.
Bij besluit van 21 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2018. Eiseres hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Yousef, die waarneemt voor hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts zijn verschenen de heer en mevrouw [X], de ouders van eisers, en L. Makaddam, tolk.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1987. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1993. Beiden hebben de Syrische nationaliteit. Aan referent (de vader van eisers) is een asielvergunning verleend. Referent heeft voor eisers, zijn echtgenote, minderjarige zoon [persoon 1] en meerderjarige zoon [persoon 2] een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel ingediend. De aanvragen van de echtgenote en [persoon 1] zijn ingewilligd. Het beroep richt zich niet tegen de afwijzing van de aanvraag van [persoon 2].
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvragen van eisers gehandhaafd omdat eisers ten tijde van de aanvraag beiden meerderjarig waren en is ten aanzien van beide eisers de feitelijke gezinsband verbroken. Zo blijkt uit de verklaringen van eiser die hij op de ambassade heeft afgelegd, dat hij werkzaam is geweest en in eigen onderhoud had kunnen voorzien. Uit zijn verklaringen is voorts niet gebleken dat er een afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn ouders bestaat. Zo heeft eiser immers verklaard dat hij zich wel zelfstandig zou moeten kunnen redden. Voorts is eiser zonder ouders vanuit Syrië naar Libanon gereisd voor het interview, hetgeen het standpunt ondersteunt dat eiser zich zelfstandig zou moeten kunnen redden.
Uit de verklaringen van eiseres is eveneens gebleken dat de feitelijke gezinsband is verbroken, nu zij een huwelijksaanzoek heeft geaccepteerd. Dat de relatie na twee maanden gestrand is, betekent niet dat de feitelijke gezinsband is hersteld, aldus verweerder. Ook heeft verweerder overwogen dat de verklaringen van eiser en eiseres ten aanzien van de werkzaamheden die eiser zou hebben verricht, tegenstrijdig zijn.
3. Eisers kunnen zich met deze beslissing niet verenigen. Ten aanzien van eiser wordt opgemerkt dat hij nooit in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien. Hij heeft wel gewerkt maar het loon was niet voldoende om in zijn levensonderhoud te voorzien. Dat eiser na het vertrek van zijn ouders heeft getracht werk te zoeken en voor zijn broer en zus zorgt, betekent niet dat eiser niet langer afhankelijk is van zijn ouders. Ten aanzien van eiseres is gesteld dat zij weliswaar verloofd is geweest echter dit hield niet meer in dan dat eiseres een paar keer met haar verloofde mocht uitgaan om elkaar te leren kennen. Dit is niet te vergelijken met een “westerse” verloving. Binnen twee maanden bleek reeds dat zij niet bij elkaar pasten en is de verloving verbroken. De gezinsband is dan ook bij beide eisers nooit verbroken geweest en de door verweerder aangehaalde omstandigheden waaruit zou moeten blijken dat eisers niet langer afhankelijk zijn van hun ouders, zijn onvoldoende om het besluit te dragen. Voorts stellen eiseres dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Tot slot is aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend:
(…)
b. de vreemdeling die als partner of meerderjarig kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling zodanig afhankelijk is van die vreemdeling, dat hij om die reden behoort tot diens gezin;
5. In de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) onder C2/4.1 is - voor zover van belang -vervolgens bepaald dat de IND de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 tweede lid, Vw, verleent als de kinderen feitelijk behoren tot het gezin van de referent. De referent in Nederland moet aantonen dat zijn kinderen op het moment van binnenkomst van de referent in Nederland feitelijk tot zijn gezin behoren en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is. Voor de beoordeling of sprake is van een feitelijke gezinsband betrekt de IND alle feiten en omstandigheden van het geval, onder meer de vraag of er sprake is (geweest) van samenwoning. De IND wijst de aanvraag in ieder geval af als er geen sprake (meer) is van een feitelijke gezinsband en deze als verbroken kan worden beschouwd.
Op grond van C2/4.1 van de Vc geldt voorts voor meerderjarige kinderen eveneens dat het kind in het buitenland feitelijk tot het gezin van referent moet hebben behoord en die feitelijke gezinsband niet verbroken is. Voor het aannemen van gezinsleven tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen moet er sprake zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties) tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s).
In het geval dat het meerderjarige kind jongvolwassen is, neemt de IND gezinsleven aan zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
Voor de beoordeling of het meerderjarige kind feitelijk behoort tot het gezin, is het moment van binnenkomst van de referent in Nederland leidend en betrekt de IND ook uitdrukkelijk de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst (dan wel land van bestendig verblijf). De IND beoordeelt of zich na binnenkomst van de referent in Nederland omstandigheden hebben voorgedaan waardoor kan worden aangenomen dat de feitelijke gezinsband is verbroken.
Indien er sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden (contra-indicaties), kan in ieder geval worden aangenomen dat het meerderjarige kind niet langer feitelijk tot het gezin van de ouder(s) behoort:
− het kind woont zelfstandig;
− het kind voorziet in eigen onderhoud;
− het kind is een huwelijk of een relatie aangegaan;
− het kind is belast met de zorg voor een buitenechtelijk kind.
Deze contra-indicaties zullen per individueel geval beoordeeld worden. Conclusie van de beoordeling kan zijn dat op het moment van vertrek van de referent het meerderjarig kind niet feitelijk behoorde tot het gezin. Indien deze contra-indicaties zich na het vertrek hebben voorgedaan kan de conclusie zijn dat de feitelijke gezinsband verbroken is.
Oordeel van de rechtbank
6. Ten aanzien van eiseres oordeelt de rechtbank als volgt.
6.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres als jongvolwassene moet worden aangemerkt zodat voor haar geen sprake hoeft te zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Wel moet eiseres feitelijk in het buitenland tot het gezin hebben behoord en die gezinsband mag niet verbroken zijn. Zoals vermeld in het beleid, kan als het kind een huwelijk of relatie is aangegaan, in ieder geval worden aangenomen dat het meerderjarige kind niet langer feitelijk tot het gezin van de ouders behoort. Verweerder heeft deze contra indicatie aan eiseres tegengeworpen.
6.2
In het geval van eiseres heeft verweerder aangenomen dat de gezinsband verbroken is, omdat eiseres zich verloofd zou hebben. De rechtbank volgt verweerder hier niet in gelet op de specifieke individuele omstandigheden van het onderhavige geval. Uit de verklaring van eiser op de ambassade blijkt dat met de term verloving in het geval van eiseres iets anders wordt bedoeld dan de invulling die verweerder aan deze term geeft:
“Die persoon vroeg dus om haar hand, is zij toen daadwerkelijk verloofd?
Nee, er is alleen om haar hand gevraagd. Zover waren zij niet. De eerste stap is de handvraging. Dan heb je een periode van een tijdje dat je elkaar goed leert kennen en dan gaan ze zich officieel verloven. Zover waren zij dus niet.”
Ook de moeder van eiseres heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat eiseres niet daadwerkelijk verloofd was, maar dat sprake was van een kennismakingsperiode. In die periode van twee maanden hebben eiseres en de man elkaar enkele malen telefonisch gesproken en twee keer gezien. Eiseres heeft vervolgens aangegeven dat ze een daadwerkelijke verloving niet zag zitten, aldus de moeder van eiseres. Voorts heeft de moeder van eiseres toegelicht dat het een periode van kennismaking betrof omdat eiseres de man niet buitenshuis mocht ontmoeten, daarom is er deze periode zodat de man en het meisje elkaar kunnen ontmoeten om te kijken of ze elkaar leuk vinden. Dat sprake zou zijn van een serieuze relatie zoals door verweerder ter zitting gesteld, wordt dan ook niet gevolgd.
6.3
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden van dit individuele geval niet kunnen worden gelijkgesteld met het hebben van een relatie of het aangaan van een huwelijk als bedoeld in de Vc 2000. Verweerder heeft zich daarmee ten onrechte op het standpunt gesteld dat de gezinsband tussen eiseres en haar ouders als verbroken dient te worden beschouwd. Het beroep ten aanzien van eiseres is gegrond.
7. Ten aanzien van eiser oordeelt de rechtbank als volgt.
7.1
De rechtbank stelt vast dat eiser niet kan worden beschouwd als jongvolwassene. Voor meerderjarige kinderen – niet zijnde jongvolwassenen – hanteert verweerder het beleid dat het kind in het buitenland feitelijk tot het gezin van referent moet hebben behoord en die feitelijke gezinsband niet verbroken is. Voor het aannemen van gezinsleven tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen moet er sprake zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties) tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s).
7.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de feitelijke gezinsband verbroken is. Blijkens het beleid in de Vc 2000 wordt de gezinsband in elk geval als verbroken beschouwd in het geval van een kind dat in zijn eigen onderhoud voorziet. De rechtbank is echter van oordeel dat het voorzien in eigen onderhoud een feitelijke vaststelling betreft: heeft het kind daadwerkelijk voorzien in zijn eigen onderhoud. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat in het geval van eiser het feit dat hij heeft gewerkt en heeft verklaard wat spaargeld te hebben opgebouwd, tot de conclusie leidt dat hij in zijn eigen onderhoud had kunnen voorzien. De rechtbank is echter van oordeel dat het uit de omstandigheden van het geval afleiden dat eiser in zijn eigen onderhoud
had moeten kunnen voorzien, onvoldoende is om het verbreken van de gezinsband aan te nemen. Mede gelet op de verklaringen van eiser dat hij weliswaar gewerkt heeft, maar dat dit slechts een bijbaantje betreft en hij nooit in zijn eigen onderhoud heeft voorzien. Voorts verklaart eiser dat hij wat spaargeld had, maar dit kwam omdat zijn ouders hem altijd van kost en inwoning hebben voorzien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser in zijn eigen onderhoud
heeft voorzienen dat daarmee de feitelijke gezinsband tussen eiser en zijn ouders verbroken is. Het beroep ten aanzien van eiser is gegrond.
8. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Hetgeen voor het overige in het beroepschrift is aangevoerd, behoeft geen bespreking. Verweerder dient, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen.
9. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht zal vergoeden. Daarnaast de rechtbank verweerder veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,- (2 maal 1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 336,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.503,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Kroon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.