ECLI:NL:RBDHA:2018:11356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
21 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had eerder een aanvraag ingediend die op 31 maart 2016 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een aantal procedures en besluiten, waaronder een intrekking van een eerdere beschikking, heeft de Staatssecretaris op 15 februari 2018 opnieuw het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 7 september 2018 bleek dat eiser en de referente, die ook aanwezig was, niet langer een relatie hadden en dat eiser inmiddels een nieuw gezin in Israël had gesticht. De referente gaf aan niet langer te willen herenigen met eiser. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht het bezwaar ongegrond had verklaard, omdat het gestelde huwelijk niet aannemelijk was gemaakt en er geen aanvullende informatie was verstrekt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1713
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Nieuwenhuys).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel afgewezen.
Bij besluit van 18 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 11 december 2017 heeft verweerder aanleiding gezien de bestreden beschikking van 18 januari 2017 in te trekken. Eiser heeft vervolgens het tegen deze beschikking ingestelde beroep ingetrokken.
Bij besluit van 15 februari 2018 heeft verweerder nogmaals op het bezwaar van eiser beslist en deze wederom ongegrond verklaard.
Eiser heeft daarop wederom tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens eiser is tevens mevr. [referente] (hierna: referente) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Ter zitting is gebleken dat eiseres en referente niet langer een relatie hebben en eiser een nieuw gezin in Israël is gestart. Referente heeft te kennen gegeven niet langer in met eiser herenigd te willen worden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht het bezwaar ongegrond heeft verklaard omdat er aanvullende informatie is opgevraagd en deze informatie niet is verstrekt. Gelet op het hetgeen hiervoor is gesteld heeft verweerder kunnen concluderen dat het gestelde huwelijk niet aannemelijk is gemaakt.
3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier, op 7 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.