ECLI:NL:RBDHA:2018:11355
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel door de Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Eritrese vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het nieuwe beleid dat per 1 januari 2018 van kracht is voor nareisaanvragen. Eiseres stelde dat zij nooit een identiteitskaart had gehad en dat de overgelegde documenten onvoldoende bewijs boden voor haar identiteit en de gestelde familierechtelijke relatie met haar referent.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij nooit over een identiteitskaart had beschikt, ondanks haar verklaringen. De rechtbank wees erop dat op de in beroep overgelegde documenten wel een identiteitskaartnummer stond vermeld. Daarnaast waren er tegenstrijdige verklaringen van de referent over de geboortedatum van eiseres en de staat van hun relatie, wat de geloofwaardigheid van de overgelegde indicatieve documenten ondermijnde. De rechtbank concludeerde dat de overgelegde documenten geen substantieel bewijs vormden voor de identiteit van eiseres.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de Staatssecretaris in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van officiële documenten bij het aantonen van identiteit en familierechtelijke relaties in het kader van nareis asiel.