ECLI:NL:RBDHA:2018:11352
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel en de bewijsvoering van een traditionele huwelijksakte
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Eritrese nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel, welke was afgewezen door de Staatssecretaris. De rechtbank diende te beoordelen of de eiser aannemelijk had gemaakt dat hij gehuwd was met zijn referente, op basis van een traditionele huwelijksakte die was overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de traditionele huwelijksakte niet als substantieel bewijs kon dienen, omdat Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) geen oordeel kon geven over de echtheid van het document. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de referente vaag en tegenstrijdig waren, en dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde familierechtelijke relatie. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.