ECLI:NL:RBDHA:2018:11351
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Eritrese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel, welke door de Staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 3 januari 2017 was afgewezen en dat het bezwaar van de eiser op 13 april 2017 ongegrond was verklaard. De eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 7 september 2018 heeft de eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en is er een tolk aanwezig geweest.
De rechtbank overweegt dat de eiser zijn identiteit niet met officiële documenten heeft kunnen onderbouwen. De eiser heeft wel onofficiële documenten overgelegd, maar deze zijn door de Staatssecretaris als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nieuwe gedragslijn van de Staatssecretaris, die per 1 januari 2018 van kracht is, in overeenstemming is met de geldende richtlijnen voor gezinshereniging. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij nooit in het bezit is geweest van een identiteitsdocument, en dat de overgelegde documenten niet als substantieel bewijs kunnen gelden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.