2.3Bijlage 1 van de Regeling rijonderricht motorvoertuigen 2009, voor zover hier van belang, luidt als volgt.
I. Onderdelen, bedoeld in de artikelen 4, vierde lid, en 4a van de Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009
A. Competentie: Verantwoord rijden als eerste bestuurder
1. De kandidaat laat in reële verkeerssituaties zien dat hij als eerste bestuurder van een personenauto veilig, vlot en milieubewust kan autorijden, doordat hij:
a. (…);
b. in zijn keuze en planning van de verkeersdeelname rekening houdt met zowel persoonlijke risicovolle kenmerken en omstandigheden als externe risicovolle factoren en omstandigheden;
c. (…);
d. onder alle omstandigheden het voertuig beheerst, zijn rijtaak voortdurend afstemt op de eigen gedragsmogelijkheden en tevens afstemt op externe risico’s;
e. zorgt dat het gekozen rijgedrag voortdurend in overeenstemming is met de voorschriften van de verkeerswetgeving en de Rijprocedure B respectievelijk Rijprocedure T en hij de handelingen op een correcte en verantwoorde wijze uitvoert conform de inhoud van de Rijprocedure B respectievelijk Rijprocedure T. Dit betekent dat hij op een aangepaste, sociale en verkeersinzichtelijke wijze en met een zodanige besluitvaardigheid aan het verkeer deelneemt, zodat hij zoveel mogelijk bijdraagt aan de verkeersveiligheid en de verkeersdoorstroming en het milieu zoveel mogelijk ontziet.
2. De kandidaat beschikt over kennis van en inzicht in onderwerpen die voor een veilige, vlotte en milieubewuste verkeersdeelname relevant zijn, doordat hij:
a. (…);
b. in verkeerssituaties, waarbij geen specifieke wet of regel geldt, zijn beslissing laat afhangen van de dan geldende maatschappelijke criteria (veiligheid, doorstroming en milieu);
c. beschikt over het gewenste rij- en weginzicht:
– hij kan de risico’s in het verkeer inschatten;
– hij kan de risico’s van de weg- en de weersomstandigheden inschatten;
– hij kent zwakke en sterke punten van het andere verkeer en weet hoe hij daarmee rekening moet houden;
d. beschikt over het gewenste inzicht in eigen risicovolle neigingen:
– hij heeft kennis van en inzicht in persoonlijke factoren en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op zijn gedragskeuzen in het verkeer;
– hij kent zwakke en sterke punten van zijn eigen rijvaardigheid en weet hoe hij daarmee rekening moet houden;
e. (…);
f. (…).
IV. Onderdelen, bedoeld in de artikelen 4, zevende lid, en 4a, eerste lid, van de Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009
A. Competentie: instructie geven
1. De kandidaat kan zijn deskundigheid overbrengen en kan de cursist opleiden tot een veilige, vlotte en milieubewuste bestuurder, doordat hij doelgerichte instructie geeft die bijdraagt aan de verwerving van kennis en vaardigheden, waarbij de cursist leert:
a. (…);
b-e (…);
f. anticipeert op voor de cursist risicovolle, maar mogelijk ook leerzame situaties door een tijdige en adequate waarneming, de cursist adequaat en tijdig informeert over mogelijk gevaarlijke situaties en op die manier zoveel mogelijk voorkomt dat de cursist verkeersovertredingen maakt of dat hij die verkeersovertredingen zo kort mogelijk laat duren.
B. Competentie: coachen van leerprocessen
1. De kandidaat begeleidt of coacht de cursist bij zijn leerproces en draagt er mede zorg voor dat de cursist met plezier, inzet en zelfvertrouwen deelneemt aan de opleiding. De cursist wordt ondersteund in zijn leren doordat de rij-instructeur een positief leerklimaat weet te creëren, waarbij de cursist in toenemende mate van zelfstandigheid de relevante competenties en een positieve taakhouding verwerft. Dat doet de rijinstructeur doordat hij:
a. waarde hecht aan het scheppen van een veilige sfeer tijdens de opleidingsactiviteiten.
(…)
3 Bij brief van 9 juli 2018 heeft de Korpschef van de politie Eenheid Den Haag een mededeling gedaan zoals bedoeld in artikel 21, eerste lid, van Wrm, dat het vermoeden is ontstaan dat verzoeker als rijinstructeur niet meer over de juiste vakbekwaamheid beschikte. Het ernstig vermoeden dat hij niet beschikt over de juiste vakbekwaamheid is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden: ‘betrokkene heeft gevaarzettend rijgedrag tentoongespreid waardoor andere weggebruikers in ernstige mate worden gehinderd door het (kennelijk opzettelijk) sterk afremmen op de autosnelweg vóór een vrachtauto, waardoor deze genoodzaakt was eveneens sterk af te remmen.’ Bij de mededeling zijn verschillende naar aanleiding van het incident op 23 mei 2018 opgemaakte processen-verbaal opgenomen.
4 De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
De beschrijving van het incident van 23 mei 2018, zoals neergelegd in de mededeling, nader ondersteund door middel van de overgelegde beelden gemaakt met de
dashcamvan de vrachtwagen, voor zover deze betrekking heeft op het door de (als zodanig herkenbare) leswagen van verzoeker links inhalen van een vrachtwagen en het - eenmaal vlak vóór deze vrachtwagen invoegend - zonder enige verkeersnoodzaak (flink) afremmen waardoor de vrachtwagen ook plotseling diende af te remmen, is door verzoeker niet weersproken. Dit weggedrag kan aangemerkt worden als gedrag waardoor de verkeerveiligheid in het gedrang kwam. De eisen van bekwaamheid verlangen onder andere van een rijinstructeur dat hij met een motorrijtuig veilig, vlot en milieubewust aan het verkeer kan deelnemen volgens de rijprocedure.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat niet hij, maar een leerling op dat moment aan het stuur zat. Deze leerling heeft echter bij de politie verklaard, dat verzoeker op het moment van het incident fungeerde als bestuurder, en hijzelf als bijrijder.
Gezien deze verklaring en de andere stukken – waaronder ook de overgelegde Whatsapp-correspondentie tussen verzoeker en deze leerling - ziet de voorzieningenrechter voorshands geen grond om aan te nemen dat verzoeker niet als bestuurder optrad.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geeft het incident van 23 mei 2018 voldoende aanleiding voor een ernstig vermoeden dat verzoeker niet beschikt over de eisen van bekwaamheid zoals neergelegd in artikel 5 van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009.
Voor zover verzoeker zich op het standpunt blijft stellen dat hij niet als bestuurder heeft opgetreden, zij er nog op gewezen dat de eerdergenoemde Bijlage 1 van de Regeling rijonderricht motorrijtuigen ook vereist dat de instructeur als tweede bestuurder van een lesauto beschikt over voertuigbeheersing, vanaf de bijrijderstoel tijdens het rijden verkeerssituaties goed kan overzien en tijdig kan ingrijpen zonder de beheersing over het lesvoertuig te verliezen.
Gelet de op mededeling van de politie Eenheid Den Haag, kon verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter overgaan tot het opleggen van verplichting tot het afleggen van een toets, zoals bedoeld in artikel 21, derde lid van de Wrm.
Verzoeker heeft geen bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd die aannemelijk maken dat hij niet in staat zou zijn (geweest) tijdig de toets af te leggen of zich daartoe voor te bereiden, temeer nu het bestreden besluit hem daartoe een termijn van vijf weken na dagtekening van dit besluit heeft gegund.
De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand kan houden.
5 Het verzoek om een voorziening wordt afgewezen.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: