In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2018, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], naar Frankrijk na een ongeoorloofde overbrenging door de vader naar Tunesië en vervolgens naar Nederland. De moeder, wonende in Frankrijk, heeft een verzoek ingediend op 30 mei 2018, na de vader met de kinderen naar Tunesië te hebben zien vertrekken zonder haar toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overbrenging van de kinderen in strijd was met het gezagsrecht van de moeder, zoals vastgelegd in het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De rechtbank oordeelt dat de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de moeder toestemming heeft gegeven voor de overbrenging. De rechtbank gelast de onmiddellijke terugkeer van de kinderen naar Frankrijk, waarbij de vader verplicht wordt om de benodigde reisdocumenten te overhandigen aan de moeder. Tevens is er een voorlopige voogdij uitgesproken, waarbij de Stichting Leger des Heils, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Rotterdam is belast met de voogdij over de kinderen tot de teruggeleiding is uitgevoerd. De vader is veroordeeld tot betaling van de kosten die de moeder heeft gemaakt in verband met de ontvoering en teruggeleiding, ter hoogte van € 222,-. De rechtbank heeft de benoeming van de bijzondere curator, drs. J.L. van Wesemael-Smit, bevestigd, die haar taak voortzet totdat er hoger beroep is ingesteld of de beslissing definitief is.