In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, heeft de aanvraag ingediend om bij haar gestelde echtgenoot in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres geen officiële documenten heeft overgelegd die haar identiteit en de gestelde familierelatie konden aantonen. De overgelegde doopakte is door Bureau Documenten als niet echt beoordeeld, wat ernstige twijfels opriep over de identiteit van eiseres en de feitelijke gezinsband.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en later beroep ingesteld. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat er sprake was van bewijsnood en dat verweerder een aanvullend onderzoek had moeten aanbieden, zoals voorgeschreven in de werkinstructie 2014/9. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen identificerend interview is aangeboden na de conclusie van Bureau Documenten over de doopakte. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen negen weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.