ECLI:NL:RBDHA:2018:11237
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om urgentieverklaring voor huisvesting en beoordeling van belangen van minderjarigen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 september 2018 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland. Eiseres had verzocht om een urgentieverklaring voor huisvesting, welke was afgewezen bij besluit van 16 januari 2018. Het bestreden besluit van 23 april 2018 verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. Eiseres stelde dat de afwijzing onterecht was, omdat haar situatie onhoudbaar was en zij dakloos zou worden of gedwongen terug zou moeten keren naar Venezuela. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, aangezien zij niet voldoende regionale of maatschappelijke binding had met de regio. De voorzieningenrechter benadrukte dat de hardheidsclausule slechts met uiterste terughoudendheid kan worden toegepast en dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding had gezien om hiervan af te wijken. Tevens werd vastgesteld dat de belangen van het minderjarige kind van eiseres voldoende waren meegewogen in de besluitvorming. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om een voorlopige voorziening te treffen, en dat het beroep ongegrond was.