ECLI:NL:RBDHA:2018:11206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
NL17.15156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en inreisverbod op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de Syrische nationaliteit heeft en dat haar identiteit niet geloofwaardig is. Eiseres heeft verklaard dat zij vanwege de onveilige situatie in haar land van herkomst, samen met haar moeder, naar Nederland is gekomen. Tijdens de procedure heeft zij documenten overgelegd, waaronder een paspoort en huwelijksakte, om haar identiteit en nationaliteit te onderbouwen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiseres tegenstrijdig en ongeloofwaardig zijn, en dat de overgelegde documenten niet voldoende zijn om haar identiteit en nationaliteit aan te tonen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de praktijk van het vervalsen van documenten in Syrië wijdverspreid is, wat de geloofwaardigheid van de overgelegde stukken ondermijnt. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het inreisverbod dat aan haar is opgelegd een schending van artikel 8 van het EVRM oplevert, omdat dit de hereniging met haar echtgenoot in Zweden bemoeilijkt. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen en geconcludeerd dat er geen sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.15156

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gerritsen).

ProcesverloopBij besluit van 18 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in de grensprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.15157 en de zaak van [persoon X] , zaaknummers NL17.15153 en NL17.15154, plaatsgevonden op 11 januari 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is O. Akrawy als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt dat zij geboren is op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit heeft. Op 5 december 2017 heeft eiseres aan de grens te kennen gegeven een asielaanvraag te willen indienen. Vervolgens is aan eiseres de maatregel als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 opgelegd.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd dat zij samen met haar moeder [persoon X] vanwege de algemene veiligheidssituatie haar land van herkomst heeft verlaten. Daarnaast is eiseres lastiggevallen en aangerand door dronken mensen op straat. Voorts heeft zij gesteld dat zij bij binnenkomst de verkeerde personalia heeft opgegeven. Eiseres heet eigenlijk [naam] .
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d en e, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiseres als relevant gekwalificeerd:
1) de identiteit en nationaliteit van eiseres;
2) het asielrelaas van eiseres.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig geacht. Gelet hierop, heeft verweerder het asielrelaas van eiseres niet op geloofwaardigheid getoetst.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiseres is [naam] , geboren op [geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Eiseres heeft originele documenten, te weten haar paspoort, huwelijksakte, huwelijksoorkonde en familieboekje, naar Nederland gehaald en heeft deze documenten ter onderzoek aan verweerder aangeboden. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder deze documenten dient te onderzoeken nu zij hiermee haar nationaliteit en identiteit kan aantonen. Op basis van dit te verrichten onderzoek dient verweerder een nieuw besluit te nemen. Voorts betoogt eiseres dat verweerder de verklaringen over haar identiteit en nationaliteit ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Gelet op de overgelegde documenten en de door eiseres afgelegde verklaringen is het huwelijk tussen eiseres en [persoon Y] ook bewezen. Nu het originele paspoort beschikbaar is en de identiteit en nationaliteit van eiseres kan worden vastgesteld, ligt het in de rede om de maatregel van bewaring op te heffen en over te gaan op een lichter middel door plaatsing in een asielzoekerscentrum. Eiseres vindt de maatregel van bewaring erg zwaar. Ze heeft veel zorgen en stress en raakt regelmatig in paniek vanwege haar claustrofobie. Verweerder had aan eiseres een vertrektermijn moeten toekennen. Verweerder had ook af moeten zien van het opleggen van een inreisverbod. Een dergelijke maatregel leidt ertoe dat hereniging van eiseres met haar echtgenoot in Zweden wordt bemoeilijkt. Dit levert een ongeoorloofde inbreuk op van artikel 8 van het EVRM.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
c. de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden;
d. de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan;
e. de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de verklaringen van eiseres omtrent haar identiteit en nationaliteit niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Zo heeft eiseres bij haar aanmelding andere personalia opgegeven. Dat dit volgens eiseres is ingegeven door de vrees om van haar moeder gescheiden te worden of om teruggestuurd te worden naar Turkije, volgt de rechtbank niet. Verwacht mag worden dat een vreemdeling in het land waar hij een verzoek om internationale bescherming indient meteen de juiste personalia verstrekt. Eiseres heeft bovendien tegenstrijdig en ongerijmd over haar Syrische paspoort verklaard. Dat eiseres haar paspoort in Latakia en niet in Aleppo zou hebben aangevraagd, strookt niet met algemene informatie over het aanvragen van paspoorten. Uit het Thematisch ambtsbericht documenten in Syrië van 9 oktober 2017 (het Thematisch ambtsbericht) blijkt dat een paspoort normaliter aangevraagd wordt in de plaats waar de vreemdeling staat ingeschreven of in Damascus. Blijkens dit ambtsbericht dient bij de aanvraag van een paspoort een identiteitskaart te worden overgelegd. De verklaring van eiseres dat zij geen identiteitskaart heeft gehad, is dan ook ongeloofwaardig. Dat eiseres een identiteitskaart heeft aangevraagd maar deze omwille van de oorlog niet heeft kunnen ophalen en met het aanvraagformulier een paspoort heeft aangevraagd, is niet nader onderbouwd. Bovendien heeft eiseres ongeloofwaardig verklaard over het aanvragen van de identiteitskaart. Zo heeft zij verklaard dat zij zelfstandig op haar vijftiende een aanvraag heeft ingediend. Uit het Thematisch ambtsbericht blijkt echter dat Syriërs vanaf de leeftijd van veertien jaar in het bezit dienen te zijn van een identiteitskaart en dat de eerste aanvraag van een kind ingediend wordt door de ouders.
Eiseres bezit weinig kennis over de wijk waar zij stelt te hebben gewoond. Zo weet zij niet waar haar wijk in Aleppo ligt en kan zij geen parken of pleinen en slechts één moskee in Aleppo noemen. Eiseres gaf aan dat de straten in Aleppo geen naam hebben, terwijl er in Aleppo wel degelijk straatnamen zijn. Voorts heeft zij geen enkele oppositiepartij benoemd en verklaard dat de president de controle had over heel Syrië. Er zijn echter gebieden in Syrië die in handen zijn van de oppositie. Eiseres kan ook niet aangeven wanneer het staakt het vuren tussen de regeringstroepen en de rebellen in Aleppo is ingegaan en kan geen lokale kranten en maar één televisiezender noemen. Nu eiseres stelt tot haar zeventiende in Aleppo te hebben gewoond en naar school te zijn gegaan, mag van eiseres verwacht worden dat zij meer gedetailleerd verklaart over haar woonplaats. Dat zij van haar vader niet zomaar naar buiten mocht en het niet veilig was om op school over politiek te praten, is hiertoe onvoldoende.
Het gestelde huwelijk tussen eiseres en [persoon Y] is niet geloofwaardig geacht. In de overgelegde kopie van het huwelijksuittreksel staat dat het huwelijk is voltooid in Aleppo. Eiseres heeft echter verklaard in Turkije te zijn gehuwd. Niet valt in te zien dat zij niet in Aleppo zou zijn gehuwd, nu zij stelt dat haar echtgenoot hier te hebben ontmoet. Dat zij naar een ander land zou reizen om daar te huwen, wordt niet gevolgd.
De gestelde familieband tussen eiseres en [persoon X] is niet geloofwaardig geacht. Eiseres en [persoon X] hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de datum van uitreis uit Syrië. Eiseres heeft verklaard dat zij begin of eind november 2017 zijn uitgereisd, terwijl dit volgens [persoon X] in september 2016 of november 2017 is geweest. Zij hebben bovendien geen eenduidige, coherente en consistente verklaringen over hun woonplaats en hun vader dan wel echtgenoot afgelegd. Zo kent eiseres de geboortedatum van haar vader niet en weet zij ook niet waar en wanneer hij is overleden of waar hij begraven ligt.
7.2.
In beroep heeft eiseres een Syrisch paspoort overgelegd. Verweerder heeft echter geen aanleiding gezien om de authenticiteit van dit paspoort nader te onderzoeken. Zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven, kan het paspoort, zelfs al zou dit na documentonderzoek authentiek blijken, niet afdoen aan de door eiseres afgelegde tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen omtrent haar identiteit en nationaliteit nu niet kan worden vastgesteld dat deze afkomstig is van het bevoegd gezag. Hierbij acht verweerder van belang dat uit het ambtsbericht Syrië van 2015 en 2017 blijkt dat in de praktijk het vervalsen of namaken van paspoorten wijd verspreid is, zodat niet vast kan komen te staan dat het paspoort door de bevoegde autoriteiten is afgegeven. Verweerder heeft erop gewezen dat in dit kader van belang is dat de paspoorten niet reeds bij binnenkomst of in de besluitvormingsfase zijn overgelegd, maar voor het eerst in beroep. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1326) strekt de samenwerkingsplicht uit artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn 2011/95/EU (de Kwalificatierichtlijn) niet zo ver dat verweerder altijd een overgelegd document op authenticiteit dient te onderzoeken.
7.3.
In het Thematisch ambtsbericht is op pagina 10 het volgende vermeld:

Overigens is de praktijk van het vervalsen of namaken van paspoorten wijd verspreid in Syrië. De facto autoriteiten in gebieden die niet onder controle staan van het regime geven soms ook paspoorten af (zie ook paragrafen 6.1 en 6.2). Ook radicale groepen zoals ISIS zouden over apparatuur en over materialen beschikken om valse paspoorten te fabriceren (zie ook paragraaf 6.1).
In paragraaf 6.1 is onder meer het volgende vermeld:

Naar verluidt produceert ISIS ook valse Syrische paspoorten door middel van geconfisqueerde apparatuur en gestolen lege paspoortboekjes.
In het Algemeen ambtsbericht Syrië is op pagina 16 onder andere het volgende vermeld:

Het is volgens een Syrische bron op dit moment zeer moeilijk om na te gaan of paspoorten en andere documenten die afkomstig zijn uit Syrië echt zijn. Er zou een bloeiende markt zijn voor paspoorten en verlengingsstickers in Syrië, met name in de zogenaamde ‘bevrijde gebieden’ in Aleppo. Op deze markt verkregen documenten kunnen zowel zijn nagemaakt als zijn vervalst, dat wil zeggen vervaardigd door het regime en daarna verhandeld. Bovendien zou het Syrische regime zelf valse paspoorten in omloop brengen.
Ook in het geval het paspoort na onderzoek authentiek wordt bevonden, laat dit gelet op de informatie uit het Algemeen en Thematisch ambtsbericht naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat het paspoort niet door het bevoegd gezag kan zijn afgegeven zodat niet zonder meer van de inhoud van het document kan worden uitgegaan. Hierbij wordt tevens meegewogen dat de inhoud van de verklaringen van eiseres niet ten onrechte als ongeloofwaardig zijn aangemerkt. Met de overgelegde huwelijksakte, huwelijksoorkonde en familieboekje kan eiseres haar gestelde identiteit en nationaliteit ook niet aannemelijk maken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank in het onderhavige geval van oordeel dat verweerder niet gehouden was de in beroep overgelegde stukken te onderzoeken.
7.4.
Dat paspoorten van andere vreemdelingen die stellen de Syrische nationaliteit te bezitten in beginsel wel worden onderzocht, betekent nog niet dat het paspoort van eiseres ook dient te worden onderzocht. Eiseres heeft voorts ter zitting een beroep gedaan op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 10 november 2016, zaaknummer 16/23453. Zoals de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft gesteld, betrof het in die zaak een vreemdeling uit Congo. Reeds hieruit blijkt dat geen sprake kan zijn van gelijk geval nu in het onderhavige geval geen aanleiding is om tot onderzoek over te gaan onder meer wegens de uit het ambtsbericht bekende informatie ten aanzien van de documenten uit Syrië.
8. Nu eiseres haar identiteit en nationaliteit alsmede haar herkomst uit Aleppo in Syrië niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft zij reeds hierom ook niet aannemelijk gemaakt dat zij een risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt bij terugkeer naar haar land van herkomst. Verweerder heeft dan ook terecht overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
9. De rechtbank is van oordeel dat de gronden gericht tegen de maatregel als bedoeld in artikel 6 van de Vw 2000 buiten de omvang van het geding vallen. De gronden gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel zijn reeds in een aparte rechterlijke procedure behandeld. Bij uitspraak van 29 december 2017 heeft de rechtbank Den Haag het hiertegen door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard.
10. Onbetwist is dat verweerder de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen. Reeds op basis van deze afwijzingsgrond kan verweerder de voor een vreemdeling geldende vertrektermijn van vier weken verkorten en bepalen dat eiseres Nederland onmiddellijk moet verlaten. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. In de door eiseres aangevoerde omstandigheden, te weten dat het onthouden van een vertrektermijn zwaar is en dat eiseres zich voor het eerst tot verweerder heeft gewend voor bescherming, heeft verweerder geen grond hoeven zien om eiseres toch een vertrektermijn te gunnen.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de door eiseres genoemde omstandigheid, te weten dat het inreisverbod een hereniging met haar echtgenoot bemoeilijkt en dat dit een schending van artikel 8 van het EVRM oplevert, geen aanleiding heeft hoeven zien om van het inreisverbod af te zien dan wel de duur hiervan te bekorten. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 7.1. is overwogen, is niet geloofwaardig geacht dat eiseres en [persoon Y] gehuwd zijn. Van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM kan reeds hierom geen sprake zijn.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel