ECLI:NL:RBDHA:2018:11205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
NL17.15153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende aannemelijkheid identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de Syrische nationaliteit bezit en dat haar identiteit niet geloofwaardig is. Eiseres heeft verklaard dat zij op 5 december 2017 aan de grens een asielaanvraag heeft ingediend, maar haar verklaringen over haar identiteit en herkomst zijn door de verweerder als ongeloofwaardig aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over haar persoonlijke gegevens, haar huwelijk en haar verblijf in Syrië. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, omdat zij niet kan aantonen dat zij een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Syrië. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.15153

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gerritsen).

ProcesverloopBij besluit van 18 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in de grensprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.15154 en de zaak van [persoon X] , zaaknummers NL17.15156 en NL17.15157, plaatsgevonden op 11 januari 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is O. Akrawy als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt dat zij is geboren op [geboortedatum] 1966 en de Syrische nationaliteit heeft. Op 5 december 2017 heeft eiseres aan de grens te kennen gegeven een asielaanvraag te willen indienen. Vervolgens is aan eiseres de maatregel als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 opgelegd.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd dat zij samen met haar dochter [persoon X] vanwege de algemene slechte veiligheidssituatie haar land van herkomst, te weten Syrië, heeft verlaten. Voorts heeft zij gesteld dat zij bij binnenkomst de verkeerde personalia heeft opgegeven. Eiseres heet eigenlijk [naam] . Zij is geboren in [naam] in Kazachstan en heeft vanwege haar huwelijk met een Syrische man, de Syrische nationaliteit verkregen.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d en e, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiseres als relevant gekwalificeerd:
1) identiteit en nationaliteit van eiseres;
2) het asielrelaas van eiseres.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig geacht. Gelet hierop, heeft verweerder het asielrelaas van eiseres niet op geloofwaardigheid getoetst.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiseres is [naam] , geboren in [naam] in Kazachstan en zij heeft de Syrische nationaliteit. Eiseres heeft originele documenten, te weten haar paspoort, identiteitsbewijs en rijbewijs, naar Nederland gehaald en heeft deze documenten ter onderzoek aan verweerder aangeboden. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder deze documenten dient te onderzoeken nu zij hiermee haar nationaliteit en identiteit kan aantonen. Op basis van dit te verrichten onderzoek dient verweerder een nieuw besluit te nemen. Voorts betoogt eiseres dat verweerder de verklaringen over haar identiteit en nationaliteit ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Een terugkeer naar Syrië levert een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) op. Nu het originele paspoort beschikbaar is en de identiteit en nationaliteit van eiseres kan worden vastgesteld, ligt het in de rede om de maatregel van bewaring op te heffen en over te gaan op een lichter middel door plaatsing in een asielzoekerscentrum. Verweerder had aan eiseres een vertrektermijn moeten toekennen. Verweerder had ook af moeten zien van het opleggen van een inreisverbod. Een dergelijke maatregel leidt ertoe dat hereniging van eiseres met haar schoonzoon wordt bemoeilijkt. Dit levert een ongeoorloofde inbreuk op van artikel 8 van het EVRM.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
c. de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden;
d. de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan;
e. de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de verklaringen van eiseres omtrent haar identiteit en nationaliteit niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Zo heeft eiseres bij haar aanmelding andere personalia opgegeven. Dat dit volgens eiseres is ingegeven door de vrees om van haar dochter gescheiden te worden of om teruggestuurd te worden naar Turkije, volgt de rechtbank niet. Verwacht mag worden dat een vreemdeling in het land waar hij een verzoek om internationale bescherming indient meteen de juiste personalia verstrekt. Eiseres heeft bovendien bevreemdingwekkend en tegenstrijdig verklaard over haar echtgenoot, het jaar van de huwelijksvoltrekking en de verhuizing naar Syrië. Eiseres stelt dat zij haar echtgenoot vijfentwintig jaar geleden heeft ontmoet, dit zou betekenen in 1992, maar ook dat zij haar echtgenoot in 1989 heeft ontmoet. Hoewel enerzijds uit haar verklaringen kan worden afgeleid dat eiseres in 1990 in Syrië is gehuwd, heeft zij anderzijds verklaard dat zij pas in 1993 naar Syrië is vertrokken. Bevreemdend is dat eiseres de geboortedatum van haar echtgenoot niet kent en ook niet weet wanneer en op welke wijze hij is overleden, anders dan dat hij door een raket zou zijn getroffen. Ze weet niet waar hij begraven ligt en van wie zij heeft vernomen dat hij is overleden. Ongeloofwaardig is dat eiseres na het verlaten van de Sovjet-Unie het Russisch nog slechts een beetje en het Ingoesjetisch niet meer kan spreken nu zij 25 jaar in dit land heeft gewoond. Voorts is het bevreemdingwekkend dat zij verklaart een klein beetje Turks te spreken maar niet vloeiend om vervolgens te verklaren dat zij maar enkele woorden Turks spreekt. Dat eiseres herinneringen aan vroeger vanwege haar slechte huwelijk en het overlijden van haar opa heeft verdrongen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Ondanks de oorlogssituatie mag verlangd worden dat eiseres meer concreet verklaart.
Eiseres heeft tegenstrijdig en ongerijmd over haar Syrische paspoort verklaard. Ze heeft verklaard dat zij haar paspoort aan de reisagent heeft meegegeven maar ook dat haar paspoort bij vrienden of kennissen in Turkije ligt. Dat zij haar paspoort in Latakia en niet in Aleppo zou hebben aangevraagd, strookt niet met algemene informatie over het aanvragen van paspoorten. Uit het Thematisch ambtsbericht documenten in Syrië van 9 oktober 2017 blijkt dat een paspoort normaliter aangevraagd wordt in de plaats waar de vreemdeling staat ingeschreven of in Damascus.
Eiseres bezit weinig kennis over de wijken waar zij stelt te hebben gewoond. Zo weet eiseres haar eigen adres niet. Voorts heeft zij tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de machthebber in de wijk waar zij tot het moment van vertrek woonde. Eerst heeft ze verklaard dat Assad op het moment van haar vertrek aan de macht was, terwijl ze later verklaart dat het Vrije Syrische leger de macht had overgenomen. Eiseres kan niet aangeven wanneer het staakt het vuren tussen de regeringstroepen en de rebellen in Aleppo is ingegaan. Eiseres kon slechts drie moskeeën in Aleppo noemen. Van eiseres mag verwacht worden dat zij meer gedetailleerd kan verklaren over haar woonplaats.
De gestelde familieband tussen eiseres en [persoon X] is niet geloofwaardig geacht. Eiseres en [persoon X] hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de datum van uitreis uit Syrië. Eiseres heeft verklaard dat zij in september 2016 of november 2017 zijn uitgereisd, terwijl dit volgens [persoon X] begin of eind november 2017 is geweest. Zij hebben bovendien geen eenduidige, coherente en consistente verklaringen over hun woonplaats en hun echtgenoot dan wel vader afgelegd.
7.2.
In beroep heeft eiseres een Syrisch paspoort overgelegd. Verweerder heeft echter geen aanleiding gezien om de authenticiteit van dit paspoort nader te onderzoeken. Zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven, kan het paspoort, zelfs al zou dit na documentonderzoek authentiek blijken, niet afdoen aan de door eiseres afgelegde tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen omtrent haar identiteit en nationaliteit nu niet kan worden vastgesteld dat deze afkomstig is van het bevoegd gezag. Hierbij acht verweerder van belang dat uit het ambtsbericht Syrië van 2015 en 2017 blijkt dat in de praktijk het vervalsen of namaken van paspoorten wijd verspreid is, zodat niet vast kan komen te staan dat het paspoort door de bevoegde autoriteiten is afgegeven. Verweerder heeft erop gewezen dat in dit kader van belang is dat de paspoorten niet reeds bij binnenkomst of in de besluitvormingsfase zijn overgelegd, maar voor het eerst in beroep. Hetzelfde geldt voor het door eiseres overgelegde identiteitsbewijs. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1326) strekt de samenwerkingsplicht uit artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn 2011/95/EU (de Kwalificatierichtlijn) niet zo ver dat verweerder altijd een overgelegd document op authenticiteit dient te onderzoeken.
7.3
In het Thematisch ambtsbericht documenten in Syrië van 9 oktober 2017 is op pagina 10 het volgende vermeld:

Overigens is de praktijk van het vervalsen of namaken van paspoorten wijd verspreid in Syrië. De facto autoriteiten in gebieden die niet onder controle staan van het regime geven soms ook paspoorten af (zie ook paragrafen 6.1 en 6.2). Ook radicale groepen zoals ISIS zouden over apparatuur en over materialen beschikken om valse paspoorten te fabriceren (zie ook paragraaf 6.1).
In paragraaf 6.1 is onder meer het volgende vermeld:

Naar verluidt produceert ISIS ook valse Syrische paspoorten door middel van geconfisqueerde apparatuur en gestolen lege paspoortboekjes.
In het Algemeen ambtsbericht Syrië is op pagina 16 onder andere het volgende vermeld:

Het is volgens een Syrische bron op dit moment zeer moeilijk om na te gaan of paspoorten en andere documenten die afkomstig zijn uit Syrië echt zijn. Er zou een bloeiende markt zijn voor paspoorten en verlengingsstickers in Syrië, met name in de zogenaamde ‘bevrijde gebieden’ in Aleppo. Op deze markt verkregen documenten kunnen zowel zijn nagemaakt als zijn vervalst, dat wil zeggen vervaardigd door het regime en daarna verhandeld. Bovendien zou het Syrische regime zelf valse paspoorten in omloop brengen.
Ook in het geval het paspoort na onderzoek authentiek wordt bevonden, laat dit gelet op de informatie uit het Algemeen en Thematisch ambtsbericht naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat het paspoort niet door het bevoegd gezag kan zijn afgegeven zodat niet zonder meer van de inhoud van het document kan worden uitgegaan. Hierbij wordt tevens meegewogen dat de inhoud van de verklaringen van eiseres niet ten onrechte als ongeloofwaardig zijn aangemerkt. Van het identiteitsbewijs is geen vertaling overlegd zodat niet kan worden nagegaan welke gegevens het bevat. Met het overgelegde rijbewijs kan eiseres haar gestelde identiteit en nationaliteit ook niet aannemelijk maken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank in het onderhavige geval van oordeel dat verweerder niet gehouden was de in beroep overgelegde stukken te onderzoeken.
7.4.
Dat paspoorten van andere vreemdelingen die stellen de Syrische nationaliteit te bezitten in beginsel wel worden onderzocht, betekent nog niet dat het paspoort van eiseres ook dient te worden onderzocht. Eiseres heeft voorts ter zitting een beroep gedaan op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 10 november 2016, zaaknummer 16/23453. Zoals de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft gesteld, betrof het in die zaak een vreemdeling uit Congo. Reeds hieruit blijkt dat geen sprake kan zijn van gelijk geval nu in het onderhavige geval geen aanleiding is om tot onderzoek over te gaan onder meer wegens de uit het ambtsbericht bekende informatie ten aanzien van de documenten uit Syrië.
8. Nu eiseres haar identiteit en nationaliteit alsmede haar herkomst uit Aleppo in Syrië niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft zij reeds hierom ook niet aannemelijk gemaakt dat zij een risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt bij terugkeer naar haar land van herkomst. Verweerder heeft dan ook terecht overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
9. De rechtbank is van oordeel dat de gronden gericht tegen de maatregel als bedoeld in artikel 6 van de Vw 2000 buiten de omvang van het geding vallen. De gronden gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel zijn reeds in een aparte rechterlijke procedure behandeld. Bij uitspraak van 29 december 2017 heeft de rechtbank Den Haag het hiertegen door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard.
10. Onbetwist is dat verweerder de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen. Reeds op basis van deze afwijzingsgrond kan verweerder de voor een vreemdeling geldende vertrektermijn van vier weken verkorten en bepalen dat eiseres Nederland onmiddellijk moet verlaten. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. In de door eiseres aangevoerde omstandigheden, te weten dat het onthouden van een vertrektermijn zwaar is en dat eiseres zich voor het eerst tot verweerder heeft gewend voor bescherming, heeft verweerder geen grond hoeven zien om eiseres toch een vertrektermijn te gunnen.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de door eiseres genoemde omstandigheid, te weten dat het inreisverbod een hereniging met haar schoonzoon bemoeilijkt en dat dit een schending van artikel 8 van het EVRM oplevert, geen aanleiding heeft hoeven zien om van het inreisverbod af te zien dan wel de duur hiervan te bekorten. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 7.1. is overwogen, is niet geloofwaardig geacht dat eiseres en [persoon X] moeder en dochter zijn. Dat eiseres een schoonzoon heeft, is derhalve ook niet geloofwaardig geacht. Van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM kan reeds hierom geen sprake zijn.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel