ECLI:NL:RBDHA:2018:11186
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van Opiumwet
In deze zaak hebben verzoekers, bewoners van een woning in Gouda, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van de burgemeester van Gouda. Dit besluit, genomen op 7 augustus 2018, hield in dat de woning van verzoeker [verzoekster 1] gesloten zou worden voor de duur van negen maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester stelde dat er op 26 april 2018 in de woning verdovende middelen waren aangetroffen, wat leidde tot de conclusie dat de woning gesloten moest worden. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2018 hebben verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde, hun standpunt toegelicht. Zij voerden aan dat zij medisch niet in staat waren om te verhuizen en dat de burgemeester ten onrechte geen geneeskundig adviseur had geraadpleegd. De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de burgemeester op basis van de aangetroffen hoeveelheid harddrugs bevoegd was om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangenafweging tussen het algemeen belang en de belangen van de bewoners in dit geval in het voordeel van de sluiting van de woning uitviel.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen, ondanks de medische situatie van verzoekers. De uitspraak werd gedaan op 17 september 2018, waarbij werd vastgesteld dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing.