ECLI:NL:RBDHA:2018:11143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
09/827149-18 en 09/837157-18 (ttz gev)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen in zwembad met minderjarigen

Op 17 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het betasten van de billen van zes minderjarigen in een zwembad in Den Haag. De verdachte, geboren in 1982 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd op 18 maart 2018 aangehouden na meldingen van ouders en personeel van het zwembad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren de billen van de slachtoffers heeft aangeraakt, wat door hen als ongewenst en ontuchtig werd ervaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte als ontuchtig moeten worden gekwalificeerd, gezien de jonge leeftijd van de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen werd als voldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers, die psychische gevolgen ondervinden van de gebeurtenissen. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan een van de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/827149-18 en 09/837157-18 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 17 september 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats]
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, Huis van Bewaring Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.A. Pronk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P. Salim naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van 09/827149-18 (dagvaarding I):
1.
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te 's-Gravenhage door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, onverhoeds, meermalen, althans eenmaal, geknepen in de billen van die [slachtoffer 1] , althans de billen van die [slachtoffer 1] (met kracht) vastgepakt en/of betast, althans aangeraakt;
2
Primair
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te 's-Gravenhage door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte (telkens), onverhoeds de billen van die [slachtoffer 2] aangeraakt en/of een of meer vinger(s) in/onder het zwembroekje van die [slachtoffer 2] gedaan, waarbij hij verdachte de billen van die [slachtoffer 2] heeft aangeraakt en/of tegen de billen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te 's-Gravenhage met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het onverhoeds aanraken van de billen van die [slachtoffer 2] en/of doen van een of meer vinger(s) in/onder het zwembroekje van die [slachtoffer 2] , waarbij hij verdachte de billen van die [slachtoffer 2] heeft aangeraakt en/of tegen de billen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd;
3.
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te 's-Gravenhage, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (telkens) het /plotseling/onverhoeds aanraken/betasten/wrijven over de billen van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te 's-Gravenhage met
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2006 en/of
[slachtoffer 4] [geboortedatum] 2008 en/of
[slachtoffer 5] geboren [geboortedatum] 2005 en/of
[slachtoffer 6] geboren [geboortedatum] 2004,
die toen (allen) de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit (telkens) het aanraken en/of betasten van en/of wrijven/aaien over de billen van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of B.
Schoemacher;
Ten aanzien van 09/837157-18 (dagvaarding II):
Feit 1 primair.
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te 's-Gravenhage, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, onverhoeds, meermalen, althans eenmaal, de billen van die [slachtoffer 7] betast/aangeraakt en/of in de billen van die [slachtoffer 7] geknepen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te 's-Gravenhage met [slachtoffer 7] , geboren op [geboortedatum] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling( en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal betasten en/of aanraken van de billen van die [slachtoffer 7] en/of knijpen in de billen van die [slachtoffer 7] ;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Verbalisanten kregen op 18 maart 2018 een melding dat in het [zwembad] te Den Haag een man aan de billen van zwemmende kinderen zou hebben gezeten. Ter plaatse is deze man, de verdachte, aangehouden. [2]
De verdenking komt erop neer dat de verdachte de in de tenlasteleggingen genoemde personen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , bij de billen heeft aangeraakt/betast/vastgepakt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte voornoemde (ontuchtige) handelingen heeft verricht. Tevens dient, bij bewezenverklaring van de feitelijke gedragingen, de vraag te worden beantwoord hoe deze handelingen gekwalificeerd dienen te worden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle tenlastegelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Weliswaar zijn er meerderen die een verklaring hebben afgelegd dat zij door een man zijn aangeraakt bij hun billen, maar voor geen enkele verklaring is er een tweede bewijsmiddel. In het zwembad kan een domino-effect zijn ontstaan. Iemand wijst een man aan en de anderen sluiten zich daar bij aan. Niet is komen vast te staan dat de verdachte de man is die de 6 meisjes en de jongen heeft aangeraakt. De herkenning door een aantal aangevers aan de hand van de foto van de verdachte is volgens de verdediging niet betrouwbaar, omdat telkens alleen een foto van de verdachte is getoond.
Het verhoor van de verdachte van 27 maart 2018, waarin hij een deels bekennende verklaring heeft afgelegd, dient volgens de verdediging van het bewijs te worden uitgesloten. De verdachte heeft ter zake verklaard dat hij door zijn vorige raadsman onder druk is gezet om deels bekennend te verklaren met het oog op de voorlopige hechtenis en de strafmaat. Daarnaast is sprake van een vormfout bij dat verhoor, omdat het verhoor met een tolk in de verkeerde taal heeft plaatsgevonden, te weten Farsi in plaats van Azeri.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat voor zover de verdachte in het bad andere zwemmers heeft aangeraakt, hij daarbij geen opzet had op ontuchtige handelingen, nu het heel druk was in het zwembad en de aanrakingen dan per ongeluk zijn gebeurd, zodat vrijspraak moet volgen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Verklaringen
De leidinggevende badmeester van het [zwembad] te Den Haag [badmeester] kreeg op 18 maart 2018 een melding dat twee meisjes aan hun billen waren betast door een meneer. Toen hij met de meisjes sprak, meldde zich een wat ouder meisje met hetzelfde verhaal. Zij wezen alle drie ter plekke dezelfde man aan die zich in het bad bevond. [badmeester] heeft de man uit het water gehaald en hem aangesproken dat er klachten over hem waren. De betreffende man is daarop gelijk gaan douchen om het zwembad te verlaten. Op weg naar de hal werd [badmeester] aangesproken door een jongen die zei dat hij betast was door dezelfde man. Hierna kwam [badmeester] in de hal waar hij werd aangesproken door een moeder met twee kleine kinderen die ook zouden zijn betast door de man. [badmeester] heeft toen besloten de politie te bellen. Hij heeft de man binnen gehouden tot dat de politie er was. [3]
Op basis van de hierna te noemen verklaringen concludeert de rechtbank dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] de meisjes zijn die de badmeester als eerste hebben aangesproken en het wat oudere meisje dat er later bij kwam [slachtoffer 1] was. De door [badmeester] genoemde jongen en de twee kleine kinderen waren respectievelijk [slachtoffer 6] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
[slachtoffer 2]
, geboren op [geboortedatum] 2004, heeft verklaard dat zij op 18 maart 2018 met haar vriendinnen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 7] ) aan het zwemmen was in het [zwembad] in Den Haag. Aan het begin van de stroomversnelling zat een man tegen een muurtje die de hele tijd naar hen keek. Op een gegeven moment zwommen ze weer langs de man, en ging de man onder water zwemmen. [slachtoffer 7] zei dat zij door de man bij haar kont werd aangeraakt. Ze gingen er vanuit dat het dezelfde man was, aangezien hij de enige was die dichtbij hen zwom. [slachtoffer 7] dacht dat het misschien per ongeluk ging. De man bleef de hele tijd onder water in de buurt van dat muurtje. Toen zij weer langs zwommen, voelde [slachtoffer 2] het ook. Zij voelde dat de man met één of twee vingers aan de rechter zijkant bij haar heup, via het gat in haar broekje waar je been doorheen moet, naar binnen ging. Zijn vingers gingen tot halverwege haar broekje. Hij raakte haar aan op haar kont en duwde een beetje tegen haar kont. Ze zwom gelijk weg. Daarna gingen zij opnieuw de stroomversnelling in en raakte de man [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] aan. De meisjes hebben toen besloten om uit de stroomversnelling te gaan en naar de badmeester te gaan om hem te vertellen wat er gebeurd was. Toen kwam er een vrouw die kennelijk hoorde wat zij tegen de badmeester vertelden, die zei: “Is het die man met die neusklem? Die heeft mij ook al twee keer aangeraakt”. De badmeester heeft de politie gebeld. De man had een baard, lange stoppels, kort zwart haar, was een beetje getint, droeg een zwarte zwembroek tot halverwege zijn bovenbenen, een groene neusklem en een dunne zwarte duikbril die alleen zijn ogen bedekte. [slachtoffer 2] heeft gezien dat de man met de badmeester naar de douches is gelopen. [4]
De moeder van [slachtoffer 2] heeft vervolgens aangifte gedaan. Zij heeft onder meer verklaard dat zij, toen zij bij het zwembad kwam, zag dat haar dochter heel verdrietig was. Haar dochter trilde en was van slag. [5]
[slachtoffer 5]
, geboren op [geboortedatum] 2005, heeft verklaard dat zij op 18 maart 2018 een man zag staan bij het muurtje dat langs de waterstroom loopt van het [zwembad] . Zij voelde dat de hand van de man onder water langs haar billen ging. Ze dacht dat het per ongeluk ging. De tweede keer dat zij langs de man ging, gebeurde het weer. Zij voelde dat de man deze keer haar billen wat steviger vastpakte. De man probeerde met één van zijn vingers onder de stof aan de zijkant van haar zwembroek te komen. Het kon geen toeval meer zijn. Haar vriendinnen vertelden dat de man ook aan hun billen had gezeten en zij hebben dit vervolgens aan de badmeester verteld. De man droeg een kleine grijze zwembril, een groen gekleurde neusklem en een zwarte zwembroek. Hij is van buitenlandse afkomst. [slachtoffer 5] zag dat de man door personeel uit het zwembad werd gehaald. [6]
De moeder van [slachtoffer 5] heeft vervolgens aangifte gedaan. [7]
[slachtoffer 7]
, geboren op [geboortedatum] 2005, was op 18 maart 2018 met haar vriendinnen in het recreatiebad van het [zwembad] aan het zwemmen toen een man met een duikbril, neusklemmetje en een stoppelbaard bij hen in de buurt kwam. Hij raakte haar aan bij haar billen. Ze wilden weer de stroomversnelling in gaan en toen zat de man weer aan haar bil door met zijn hand over haar kont heen te gaan. De derde keer kwam de man langs toen zij in het water naast de stroomversnelling stonden en kneep hij in haar billen. Haar vriendinnen vertelden toen dat zij ook door de man aangeraakt waren en toen dachten ze dat het niet meer per ongeluk kon zijn. De man droeg een korte strakke zwembroek, een soort boxershort model. Verder had hij kort zwart haar en had hij een Arabisch uiterlijk. [slachtoffer 7] heeft hem aangewezen aan de badmeester en zag dat de meneer bij de badmeester aan de kant stond. Zij heeft verder geen man gezien met een duikbril of neusklem. [8]
De moeder van [slachtoffer 7] heeft vervolgens aangifte gedaan. [9]
[slachtoffer 1]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft in dezelfde lijn verklaard als [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] . Zij was op 18 maart 2018 aan het zwemmen in de stroomversnelling van het [zwembad] in Den Haag toen een man heel hard in haar linkerbil kneep. Toen zij opnieuw door de stroomversnelling zwom, kwam de man onder water en werd zij wederom bij haar linkerbil vastgepakt. Het was een man met bruin/zwart haar, hij droeg een lichtgroene neusklip op zijn neus en een vierkant model duikbril van plastic. Toen zij verder zwom, zag zij een groep meisjes staan die zeiden: “en hij pakte mijn billen”. Zij zei toen dat de man dat ook bij haar had gedaan. [slachtoffer 1] zag dat de manager van het zwembad wees naar een man en zei dat hij het zwembad uit moest komen. Zij zag dat het de man betrof die haar twee keer in haar bil had geknepen. [10]
[slachtoffer 6]
, geboren op [geboortedatum] 2004, heeft verklaard dat hij op 18 maart 2018 in de stroomversnelling aan het zwemmen was, toen ineens een man met een duikbril onder water kwam en aan zijn billen zat. Eerst dacht hij dat het per ongeluk gebeurde, maar toen gebeurde het nog een keer. De man kneep met twee handen in allebei zijn billen. De man had een duikbril en een baard. Het was zo’n bril als de foto op pagina 24 van het dossier. [slachtoffer 6] is toen naar zijn vriendje [naam] gegaan en heeft verteld dat een man aan zijn billen had gezeten. [naam] vertelde toen dat hij had gehoord dat het ook bij een paar meisjes was gebeurd en dat zij het tegen de badmeester hadden verteld. [slachtoffer 6] is toen ook naar de badmeester gegaan. [11]
De moeder van [slachtoffer 6] heeft vervolgens aangifte gedaan. [12]
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
De moeder van [slachtoffer 4] heeft op 21 maart 2018 verklaard dat zij afgelopen zondag met haar dochter [slachtoffer 4] en vriendinnetje [slachtoffer 3] naar het [zwembad] was gegaan. De meiden waren gaan zwemmen en de moeder was in de kantine gaan zitten. Op een gegeven moment zag de moeder dat er vier meiden bij de badmeester stonden en er duidelijk wat aan de hand was. Toen ze omkeek, zag ze dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] omgekleed in de kantine naast haar stonden en huilden. [slachtoffer 4] zei: “er is iets ergs gebeurd, er heeft iemand in mijn billen geknepen”. [slachtoffer 3] zei toen dat het ook bij haar was gebeurd. Het was een man met een duikbril op zijn hoofd en een groen knijpertje op zijn neus. [slachtoffer 4] deed bij haar moeder voor wat de man deed. De moeder voelde en zag dat [slachtoffer 4] haar hand op haar moeders bil deed en een strelende knijpende beweging op haar bil maakte. [13]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de man het daarvoor ook al een keer had gedaan, maar dat ze toen dacht dat het per ongeluk ging. De tweede keer kwam de man via de zijkant achter hen langs. Op dat moment voelde zij twee knepen in haar bil en streelde hij haar over haar bil. De man zwom toen weg in de stroomversnelling onder water. [14]
Ook de moeder van [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij door de moeder van [slachtoffer 4] werd gebeld en dat zij toen naar het zwembad is gegaan. Haar dochter heeft haar verteld dat de man haar bij de kont pakte, erin kneep en met zijn hand over haar rug naar boven streek. [15]
Bevindingen
In de rugzak van de verdachte werden een koker met een nog natte duikbril, een neusknijper en een donkerblauwe Adidas zwembroek met witte strepen aangetroffen. [16]
Verklaring badmeester [badmeester]
Badmeester [badmeester] heeft verklaard dat het afwijkend was dat de verdachte bij de stroomversnelling in het recreatiebad een duikbrilletje droeg, omdat het ondiep water is en je zo’n bril alleen draagt als je onder water gaat zwemmen. Verder droeg niemand een neusklem in het recreatiebad. [17]
De verdachte heeft verklaard dat hij op 18 maart 2018 in zwembad het [zwembad] in Den Haag aan het zwemmen was. Hij had een zwarte duikbril en een groene neusklem op en een donkere Adidas zwembroek aan. Hij was aan het zwemmen bij de stroomversnelling. Hij is op enig moment door de badmeester uit het zwembad gehaald, waarna hij geen zin meer had om verder te zwemmen waarop hij is gaan douchen. [18]
Oordeel van de rechtbank
Feitelijke handelingen
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat de verdachte de tenlastegelegde feitelijke handelingen - te weten het betasten, aanraken, vastpakken, wrijven of knijpen van(/over/in) de billen - heeft gepleegd.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachte op 18 maart 2018 in het recreatiebad van het [zwembad] bij de stroomversnelling aan het zwemmen was. Voorts stelt de rechtbank vast dat de verdachte op dat moment een groene neusknijper, een zwarte duikbril, en een donker gekleurde Adidas zwembroek droeg. Er zijn 6 meisjes en 1 jongen die hebben verklaard in de stroomversnelling onder water meerdere keren door een man te zijn betast. De eerste keer denken ze allemaal nog dat dit per ongeluk gebeurt, maar als zij daarna opnieuw door de man bij hun billen worden aangeraakt, denken zij dat de aanrakingen opzettelijk zijn. Het opvallende, overeenkomende kenmerk in hun verklaringen is dat deze man een duikbril en een neusknijper op zijn neus droeg. De man zwom bij de aanrakingen onder water. Een paar verklaren ook over een donkere zwembroek. De verdachte droeg een duikbril en een neusklem en ook een donkere zwembroek. Gelet op de verklaring van [badmeester] was het bovendien afwijkend dat iemand überhaupt een duikbril en een neusklem in het recreatiebad droeg, nu het daar ondiep water betreft. Bovendien droeg volgens hem niemand anders een neusklem.
De eerste meisjes die zich bij de badmeester melden zijn de vriendinnen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] . Uit hun verklaringen blijkt dat zij het onmiddellijk aan elkaar hebben verteld toen de aanrakingen in het zwembad gebeurden. [slachtoffer 7] heeft toen de man die hen had betast aangewezen aan de badmeester. Dat was de verdachte. [slachtoffer 1] sluit zich later bij hen aan en heeft bevestigd dat de man die door de badmeester uit het zwembad werd gehaald de man was die haar had aangeraakt bij haar billen.
Later volgen de overeenkomstige meldingen van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] .
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het de verdachte is geweest die de bedoelde handelingen heeft verricht. Er is niet alleen een overeenkomst in het signalement dat van de man wordt gegeven (duikbril, neusklem en in een enkel geval ook de zwembroek) en dat hij bij de aanrakingen onder water zwom, maar ook over de plaats in het zwembad waar de aanrakingen hebben plaatsgevonden (onder water bij de stroomversnelling) en over de plekken van het lichaam waar de man de meisjes en de jongen zou hebben betast (billen) en dat de aanrakingen per persoon meer dan een keer plaatsvonden.
De rechtbank acht op basis van bovenstaande verklaringen en omstandigheden, in onderling verband bezien, dan ook bewezen dat de verdachte de billen van aangevers/getuigen tegen hun wil heeft betast, aangeraakt, erover heeft gewreven, erin heeft geknepen dan wel heeft vastgepakt.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de getuigenverklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] , en ook niet aan die van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] nu deze elkaar en de verklaringen van de andere aangevers/getuigen op essentiële onderdelen ondersteunen, en onafhankelijk van elkaar en in ieder geval telkens onafhankelijk van de verklaringen van de andere aangevers/getuigen zijn afgelegd.
Het gegeven dat er voor iedere afzonderlijke aanraking niet een ‘direct’ tweede bewijsmiddel is, maakt dit niet anders en wordt voldoende weerlegd door het onderlinge verband van de overige bewijsmiddelen.
Ontuchtige handelingen
De rechtbank ziet zich verder voor de vraag gesteld of de in de tenlasteleggingen vermelde en door de verdachte verrichtte handelingen ontuchtige handelingen betreffen.
Onder ontuchtige handelingen worden verstaan handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of de handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt, is afhankelijk van de omstandigheden waaronder die handelingen zijn verricht. Daarbij geldt dat ook handelingen die door degene die ze verricht niet seksueel zijn bedoeld, als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd indien de handelingen in kwestie een gedwongen karakter hadden.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden – daarbij de aard van de gedragingen en de leeftijd van de zes jonge slachtoffers in aanmerking genomen – is de rechtbank van oordeel dat de door de verdachte gepleegde handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt.
De rechtbank is, gelet op het feit dat de verdachte bij meerdere personen en meerdere malen handelingen bij deze personen heeft verricht, en gezien de aard van de handelingen, van oordeel dat geen sprake was van toevallige botsingen, zoals de verdachte heeft verklaard en dat er wel degelijk opzet was bij deze aanrakingen.
Bedreiging met geweld, geweld en andere feitelijkheid?
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte aangevers/getuigen door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen en dus of de bewezenverklaarde handelingen te kwalificeren vallen onder het primair of subsidiair tenlastegelegde.
Van dwang in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer het slachtoffer door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid in de positie komt dat deze zich naar redelijke verwachting niet kan verzetten of vrijwel niet kan onttrekken aan de ontuchtige handelingen. Of daarvan in een concrete situatie sprake is, dient te worden bepaald aan de hand van de omstandigheden van het geval. In het voorliggende geval moet dus de vraag worden beantwoord of in het licht van (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid de aangevers/getuigen zich aldus hebben kunnen verzetten tegen, dan wel onttrekken aan de door de verdachte gepleegde handelingen.
De rechtbank is van oordeel dat in geen van de gevallen sprake was van geweld of bedreiging met geweld. Nu op dagvaarding I onder feit 1 en feit 2 primair als dwangmiddel enkel geweld of bedreiging met geweld ten laste is gelegd, dient voor die feiten vrijspraak te volgen.
De rechtbank dient vervolgens ten aanzien van de op dagvaarding I onder feit onder 3 en op dagvaarding II onder feit 1, primair te beoordelen of sprake is geweest van een andere feitelijkheid die de aangevers/getuigen heeft gedwongen tot het dulden van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen.
De verdachte heeft de aangevers/getuigen alle onder water in een stroomversnelling benaderd en betast. De aangevers/getuigen hebben deze handelingen kennelijk niet zien aankomen en zijn blijkens hun verklaringen daardoor verrast. Door het onverhoedse karakter van die handelingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een ‘feitelijkheid’ die aangevers/getuigen heeft gedwongen om de ontuchtige handelingen te ondergaan. Immers hebben zij zich vanwege het onverhoedse karakter daaraan niet kunnen onttrekken.
Ten aanzien van het op dagvaarding I, onder 2, subsidiair tenlastegelegde feit is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu, gelet op het voorgaande, [slachtoffer 2] op 18 maart 2018 13 jaar oud was en de opzettelijke aanrakingen van haar billen onder haar zwembroek als ontuchtig dienen te worden aangemerkt.
De rechtbank zal niet inhoudelijk ingaan op het verweer van de raadsman met betrekking tot de fotoconfrontatie en zijn verzoek om bewijsuitsluiting ten aanzien van de verklaring van de verdachte bij de politie omdat de rechtbank deze bewijsmiddelen niet voor het bewijs heeft gebezigd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de op dagvaarding I onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de op dagvaarding I onder 2 subsidiair, 3 primair en de op dagvaarding II onder 1 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van 09/827149-18 (dagvaarding I):
2 subsidiair.
hij op 18 maart 2018 te 's-Gravenhage met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het onverhoeds aanraken van de billen van die [slachtoffer 2] en doen van vingers in/onder het zwembroekje van die [slachtoffer 2] , waarbij hij, verdachte, de billen van die [slachtoffer 2] heeft aangeraakt en tegen de billen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd;
3 primair.
hij op 18 maart 2018 te 's-Gravenhage, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten telkens het plotseling/onverhoeds aanraken/betasten/wrijven over de billen van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ;
Ten aanzien van 09/837157-18 (dagvaarding II):
Feit 1 primair.
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te 's-Gravenhage, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, onverhoeds, meermalen, de billen van die [slachtoffer 7] betast/aangeraakt en
eenmaalin de billen van die [slachtoffer 7] geknepen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van alle feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsman heeft van de advocaat die de verdachte in de asielzaak bijstaat vernomen dat de kans heel groot is dat de verdachte in vreemdelingenbewaring zal worden genomen, dat hij ongewenst verklaard wordt en een inreisverbod van 5 jaren krijgt. De geëiste straf is dan niet redelijk, omdat hij al op een andere manier wordt gestraft. Ook is de geëiste straf in vergelijking met soortgelijke zaken niet redelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in een zwembad de billen van zes minderjarige kinderen, waaronder een negenjarige meisje, betast. De verdachte is hierbij steeds op een berekenende wijze te werk gegaan door de kinderen in de stroomversnelling onder meer onder water plotseling te benaderen en te betasten. De verdachte heeft hierbij geen rekening gehouden met de jonge leeftijd van de kinderen en de gevolgen die zij van zijn handelen kunnen ondervinden. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen behoeftes.
Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van zijn minderjarige slachtoffers geschonden en een onveilig gevoel bij hen teweeggebracht. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dit soort feiten hiervan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat dit ook in deze zaak het geval is, blijkt uit het voegingsformulier en de toelichting ter zitting van één van de slachtoffers, waarin staat dat zij lange tijd niet zonder een volwassene naar het zwembad durfde. Een ander slachtoffer heeft ter zitting verklaard dat zij zich vies voelde. Zorgelijk is bovendien dat de verdachte op één dag meerdere kinderen meerdere keren heeft aangeraakt. De ontkennende houding van de verdachte toont een gebrek aan inzicht in de ernst van zijn handelen.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 8 augustus 2018, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende rapportages die over de verdachte zijn opgemaakt.
Pro Justitia-rapportage (psychologisch onderzoek), drs. A.E. de Haan, d.d. 6 mei 2018
De verdachte heeft niet voldoende meegewerkt, waardoor de inhoudelijke onderzoeksvragen niet beantwoord kunnen worden.
De psycholoog schrijft dat geen bijzonderheden of afwijkingen voor wat betreft bewustzijn en oriëntatie zijn gevonden. Zijn geheugen leek intact en zijn aandacht en concentratie ongestoord. Er waren geen aanwijzingen voorproblemen met zijn geheugenfuncties. Er waren evenmin aanwijzingen voor problemen of stoornissen in waarneming en denken, althans niet in psychotische zin.
Reclasseringsadvies Leger des Heils, opgemaakt door M. Scholtens, reclasseringswerker, d.d. 31 mei 2018
De reclassering schrijft dat de verdachte sinds ongeveer 1,5 jaar in Nederland verblijft, waarvan de afgelopen 15 maanden illegaal. De verdachte zegt dat hij uit [geboorteland] is gevlucht omdat hij is bekeerd tot het Christendom. Hij kan niet terug naar [geboorteland] , omdat hem daar de doodstraf zou wachten. Sinds de verdachte illegaal in Nederland verblijft, ondersteunt de kerk hem financieel en emotioneel. Hij leeft veelal op straat. De verdachte heeft geen recht op een uitkering en kan geen betaalde arbeid krijgen, waardoor hij geen inkomen en verzekeringen heeft. Door het ontbreken van een verzekering en verblijfsstatus is een behandeling of werkstraf niet mogelijk. De reclassering kan daardoor geen passend traject in Nederland aanbieden en kan enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseren.
Straf
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafsoort en de hoogte van de straf rekening met straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman, alsook met de hiervoor genoemde omstandigheden.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en hetgeen de reclassering adviseert, slechts een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal wel een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank de verdachte van de feiten op dagvaarding I onder 1 en 2 primair zal vrijspreken.

7.De vordering van de benadeelde partij / De schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 750,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Scholtes tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en tot afwijzing van het overige gedeelte van de vordering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De door de benadeelde partij gestelde schade is namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
De rechtbank zal om die reden naar billijkheid een vergoeding toekennen wegens immateriële schade, geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding I onder 2 subsidiair bewezenverklaarde feit, welke schade wordt geschat op een bedrag van € 500,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 18 maart 2018, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, aangezien het bestaan van de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en het naar het oordeel van de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk is dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte voor het bij dagvaarding I onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor schade die door het feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/827149-18 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/827149-18 onder 2 subsidiair en 3 primair en de bij dagvaarding II onder 1 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2 subsidiair (dagvaarding I):
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
ten aanzien van feit 3 primair (dagvaarding I):
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 1 primair (dagvaarding II):
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
8 (ACHT) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
2 (TWEE) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering van de benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. L. Kelkensberg , rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koolen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers PL1500-2018071532PL1500-2018073080, PL1500-2018075963 z, PL1500-2018074718, PL1500-2018074047, PL1500-2018076843, PL1500-2018077037 en PL1500-2018080671 van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1-139).
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 9-10.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [badmeester] , p. 132-134..
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 54-58.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [ouder] , p. 52-53.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5] , p. 85-87.
7.Proces-verbaal van aangifte [ouder] , p. 82-84.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7] , p. 122-125.
9.Proces-verbaal van aangifte [ouder] , p. 119-121.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 27-29.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] , p. 92-95.
12.Proces-verbaal van aangifte [ouder] , p. 89-91.
13.Proces-verbaal van aangifte [ouder] , p. 78-80.
14.Proces-verbaal van aangifte [ouder] , voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] , p. 79.
15.Proces-verbaal van aangifte [ouder] , p. 71-76.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23, met fotobijlagen, p. 24-26.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [badmeester] , p. 132-134.
18.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2018.