In deze zaak verzoekt eiseres, een meerderjarige vrouw van Marokkaanse afkomst, om een verblijfsvergunning in Nederland op basis van gezinsleven met haar hulpbehoevende vader. De rechtbank Den Haag oordeelt dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar vader. Eiseres verblijft sinds 2000 in Nederland en heeft van 2000 tot 2012 voor haar vader gezorgd. De IND heeft de aanvraag afgewezen, onder andere omdat eiseres en haar vader elkaar tussen 1977 en 1999 niet hebben gezien en omdat eiseres onrechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank stelt echter vast dat de IND onvoldoende rekening heeft gehouden met de emotionele en praktische afhankelijkheid tussen eiseres en haar vader, en dat de omstandigheden van de zorgbehoefte van de vader niet correct zijn beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de IND op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van het gezinsleven in acht moeten worden genomen. Tevens wordt de IND veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres.