ECLI:NL:RBDHA:2018:11060
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken gronden
Op 13 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door W.D. Roos, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 9 mei 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 15 juni 2018 is verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep mee te delen. De brief van de rechtbank is op 16 juni 2018 door PostNL uitgereikt.
De rechtbank oordeelt dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak kan worden gedaan zonder zitting. Eiseres heeft echter bij het indienen van het beroep de gronden niet vermeld, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft eiseres in de brief van 15 juni 2018 erop gewezen dat het niet indienen van de gronden kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Aangezien eiseres binnen de gestelde termijn geen gronden heeft ingediend en het niet indienen niet aan haar kan worden toegerekend, concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 september 2018 door rechter A.D. van Riel, in aanwezigheid van griffier drs. F.J.M. van den Berg. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, zoals vermeld in artikel 8:55 van de Awb.