ECLI:NL:RBDHA:2018:10912
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een asielaanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris weigerde deze in behandeling te nemen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat de toepassing van de Dublinverordening onjuist was en dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in het verleden in Spanje heeft verbleven, maar dat hij geen bewijs heeft geleverd van zijn verblijf buiten de Europese Unie, wat zou kunnen leiden tot een andere verantwoordelijkheidsverdeling. Eiser heeft verklaard dat hij in 2012 naar Algerije is teruggekeerd, maar heeft geen bewijsstukken overgelegd die zijn vertrek en verblijf in Algerije onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn reisroute en verblijf onvoldoende waren om de verantwoordelijkheid van Spanje te betwisten.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht heeft gesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.