ECLI:NL:RBDHA:2018:10909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
NL18.13005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag. Eiser, een Eritrees staatsburger, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak op dezelfde dag behandeld, samen met een andere zaak, en heeft onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat Italië niet aan zijn verdragsverplichtingen voldoet. Eiser heeft zelfs verklaard dat de opvang in Italië goed is. De gestelde medische klachten zijn niet onderbouwd, en de rechtbank concludeert dat de situatie in Italië niet is verslechterd sinds eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter E.S.G. Jongeneel, in aanwezigheid van griffier A. Nobel. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.13005
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Mol).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.13006, plaatsgevonden op 31 juli 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1991 en heeft de Eritrese nationaliteit.
Eiser stelt dat Nederland zijn asielaanvraag moet behandelen, omdat Italië niet aan zijn verdragsverplichtingen voldoet. Eiser heeft niet onderbouwd dat Italië in zijn geval niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. In tegendeel, hij heeft verklaard dat de opvang goed is. De gestelde medische klachten heeft eiser evenmin onderbouwd. Kortom, eiser heeft niet aangetoond dat de situatie in Italië is verergerd sinds de uitspraken van de Afdeling van 16 januari 2017 en 7 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:73 en ECLI:NL:RVS:2017:971), waarin is geoordeeld dat ten aanzien van Italië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eisers intentie om in Nederland asiel aan te vragen is voor de toepassing van de Dublinverordening geen relevante factor.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier, op 31 juli 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.