ECLI:NL:RBDHA:2018:10906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
NL18.13193
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser, geboren in 1990 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, is de zaak behandeld samen met een andere zaak (NL18.13194).

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de omstandigheden die eiser aanvoert niet bijzonder genoeg zijn om de Staatssecretaris te verplichten de aanvraag in behandeling te nemen. Eiser heeft aangegeven dat hij in Nederland wil blijven vanwege familieleden die hier wonen, maar de rechtbank oordeelt dat dit onvoldoende is. Eiser is volwassen en er is geen bewijs dat hij niet zelfstandig kan functioneren zonder zijn familie.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter E.S.G. Jongeneel in aanwezigheid van griffier A. Nobel. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.13193
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Mol).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.13194, plaatsgevonden op 31 juli 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Ibnolfaqir. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1990 en heeft de Marokkaanse nationaliteit.
Alleen in geschil is of verweerder toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De omstandigheden die eiser aanvoert zijn niet zodanig bijzonder dat verweerder de behandeling van het verzoek aan zich had moeten trekken. De rechtbank begrijpt dat eiser graag in Nederland wil blijven, omdat veel familieleden hier wonen, maar dit is onvoldoende. Eiser is 28 jaar, ruim volwassen. Niet is gebleken dat hij zich niet zelfstandig kan handhaven en dat hij niet zonder zijn familie kan.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier, op 31 juli 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.