ECLI:NL:RBDHA:2018:10892

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
09/797173-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie en aanzetten tot haat en geweld tegen Joden tijdens betoging

Op 12 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanzetten tot haat en geweld tegen Joden tijdens een betoging op 24 juli 2014. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte overleden was. De tenlastelegging omvatte onder andere het roepen van bedreigende en beledigende uitspraken tegen Joden, zoals "Dood aan de Zionist" en "Vuile Joden". De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het aanzetten tot haat en geweld, maar sprak hem partieel vrij van het aanzetten tot discriminatie, omdat de uitspraken niet konden worden gekwalificeerd als zodanig. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee weken op, waarbij zij benadrukte dat dergelijke uitspraken bijdragen aan een negatief beeld van de Joodse bevolking en dat het belangrijk is om grenzen te stellen in een democratische samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797173-15
Datum uitspraak: 12 september 2018
Verstek
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door het Gerechtshof te Den Haag teruggewezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1981 [geboorteplaats],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 20 juli 2016 is door deze rechtbank vonnis gewezen in deze zaak, inhoudende dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging, omdat zij het hoogst waarschijnlijk achtte dat verdachte was overleden. Het Openbaar Ministerie is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan.
Op 22 december 2017 heeft het Gerechtshof te Den Haag het vonnis vernietigd en het Openbaar Ministerie ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden gezegd dat verdachte was overleden.
Op 29 augustus 2018 heeft de rechtbank de zaak opnieuw behandeld.
Verdachte is niet verschenen. De raadsvrouw, mr. T. Buruma, heeft voor de zitting aan de rechtbank laten weten niet ter terechtzitting aanwezig te zullen verschijnen, omdat zij (nog steeds) niet gemachtigd is.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2014 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, in het openbaar, mondeling en/of bij afbeelding en/of geschrift heeft aangezet tot haat en/of tot discriminatie van mensen (als bedoeld in artikel 90quater Wetboek van Strafboek), en/of tot gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten de Joden althans mensen van Joodse afkomst, wegens hun ras en/of godsdienst, door meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging, althans alleen, in het openbaar te roepen/zeggen:
"Khabar Khabar ya Yahudm Yaish Mohammad Sawa ya'ud." en/of "Khaybar Khaybar, ya yahud, Jaish Muhammad, sa yahud." en/of "Khaybar, Khaybar, ya yahud, jaishu Mohammed sa ya'ud.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
Wij blijven spreken totdat Shaam gezuiverd wordt van deze Joden." (...) "Ja, we spreken van de Joden. Zijn de Joden niet diegene die in het gebied wonen? Zijn de Joden niet diegene die in 1948 naar Shaam zijn geëmigreerd? Ja dat zijn de Joden. Mensen noemen hen Zionisten, maar wij noemen hen Joden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
"Dood aan de Zionist. Vuile Joden. Dood aan de Zionist."
EN/OF
hij op of omstreeks 24 juli 2014 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, in het openbaar, mondeling en/of bij afbeelding en/of geschrift zich opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten de Joden althans mensen van Joodse afkomst, wegens hun ras en/of geloof, door meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging, althans alleen, te roepen/zeggen:
"Khabar Khabar ya Yahudm Yaish Mohammad Sawa ya'ud" en/of "Khaybar Khaybar, ya yahud, Jaish Muhammad, sa yahud" en/of "Khaybar, Khaybar, ya yahud, jaishu Mohammed sa ya'ud", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
Wij blijven spreken totdat Shaam gezuiverd wordt van deze Joden." (...) "Ja, we spreken van de Joden. Zijn de Joden niet diegene die in het gebied wonen? Zijn de Joden niet diegene die in 1948 naar Shaam zijn geëmigreerd? Ja dat zijn de Joden. Mensen noemen hen Zionisten, maar wij noemen hen Joden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
"Dood aan de Zionist. Vuile Joden. Dood aan de Zionist.".

3.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Aangezien er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken met betrekking tot het eventuele overlijden van verdachte en met inachtneming van het arrest van 22 december 2017 van het Gerechtshof te Den Haag, verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging van verdachte, omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte niet meer in leven is.

4.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. I. Doves, heeft gevorderd dat:
  • wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan met medeplegen van aanzetten tot haat, aanzetten tot geweld tegen personen en belediging van een bevolkingsgroep wegens ras;
  • verdachte ten aanzien van het aanzetten tot discriminatie partieel zal worden vrijgesproken;
  • verdachte ten aanzien van deze feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.

5.De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Partiële vrijspraak
Aanzetten tot discriminatie (eerste cumulatief/alternatief)
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde uitspraken van verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als aanzetten tot discriminatie, omdat er niet wordt opgeroepen tot een bepaald handelen dat als resultaat zou hebben dat de Joodse bevolking rechten wordt ontzegd. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Belediging van een bevolkingsgroep (tweede cumulatief/alternatief)
De rechtbank is van oordeel dat enkel de uitspraak “vuile joden” kan worden aangemerkt als belediging van een bevolkingsgroep. Hoewel de overige uitspraken zeker als bedreigend kunnen worden aangemerkt, is op de beelden te zien dat deze uitspraken zijn gedaan in de context van aanzetten tot haat en geweld en niet in de context van het beledigen van het Joodse volk. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van de overige bewoordingen uit de tenlastelegging.

6.De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte de cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
hij op 24 juli 2014 te Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen, in het openbaar, mondeling heeft aangezet tot haat en tot gewelddadig optreden tegen personen, te weten de Joden althans mensen van Joodse afkomst, wegens hun ras, door (telkens) tezamen en in vereniging, in het openbaar te roepen:
"Khabar Khabar ya Yahudm Yaish Mohammad Sawa ya'ud." en/of "Khaybar Khaybar, ya yahud, Jaish Muhammad, sa yahud." en/of "Khaybar, Khaybar, ya yahud, jaishu Mohammed sa ya'ud.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en
Wij blijven spreken totdat Shaam gezuiverd wordt van deze Joden." (...) "Ja, we spreken van de Joden. Zijn de Joden niet diegene die in het gebied wonen? Zijn de Joden niet diegene die in 1948 naar Shaam zijn geëmigreerd? Ja dat zijn de Joden. Mensen noemen hen Zionisten, maar wij noemen hen Joden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en
"Dood aan de Zionist. Vuile Joden. Dood aan de Zionist."
EN
hij op of omstreeks 24 juli 2014 te Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen, in het openbaar, mondeling opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten de Joden althans mensen van Joodse afkomst, wegens hun ras door tezamen en in vereniging, te roepen:
"Vuile Joden.”

7.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

8.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

9.De strafoplegging

Verdachte heeft zich door de bewezen verklaarde teksten in het openbaar te roepen, schuldig gemaakt aan aanzetten tot haat en geweldpleging tegen personen en belediging van een bevolkingsgroep, te weten de Joodse bevolking. Door dergelijke uitspraken te scanderen, hebben verdachte en zijn mededaders bijgedragen aan het ontstaan van een negatief beeld over de Joodse bevolking. Bovendien speelt deze zaak tegen een achtergrond van radicalisering en terrorisme. Om de verspreiding van radicale denkbeelden en van het verspreiden van een negatief beeld over de Joodse bevolking tegen te gaan, is het van belang duidelijk grenzen te trekken ten aanzien van wat in een democratische samenleving is toegestaan.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 137c, 137d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
in het openbaar mondeling aanzetten tot haat tegen mensen en gewelddadig optreden tegen personen wegens hun ras, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Haalem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2018.