ECLI:NL:RBDHA:2018:10871
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag duurzaam verblijfsrecht op basis van onvoldoende bewijs van verblijf echtgenoot
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’. Eiser, een Indiase nationaliteit houder, had op 1 maart 2017 verzocht om dit document, stellende dat hij langer dan vijf jaar onafgebroken als echtgenoot van een Duitse gemeenschapsonderdaan in Nederland verbleef. De aanvraag werd echter afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser niet had aangetoond dat zijn echtgenote gedurende de voorgaande vijf jaar rechtmatig en onafgebroken in Nederland verbleef.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote van eiser, die van 6 september 2013 tot 16 september 2015 niet ingeschreven stond in de Basisregistratie Personen (BRP), niet kon worden aangetoond dat zij gedurende deze periode in Nederland verbleef. Eiser erkende dat zijn echtgenote niet ingeschreven stond, maar stelde dat zij in die periode in Nederland verbleef, ondanks haar werkzaamheden in het buitenland. Eiser had beloofd bewijsstukken te overleggen, maar heeft dit niet gedaan.
De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf had in Nederland, wat hij niet had kunnen doen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.