ECLI:NL:RBDHA:2018:10867
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit tot afwijzing van rechtmatig verblijf op basis van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren in 1970 met de Belgische nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een bijstandsuitkering van de gemeente Zoetermeer en was in bezwaar gegaan tegen een besluit van 30 augustus 2017, waarin werd vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf meer toekwam op basis van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dit besluit werd op 30 januari 2018 ongegrond verklaard, waarna de eiser op 20 februari 2018 beroep instelde bij de rechtbank.
De openbare behandeling van het beroep vond plaats op 14 augustus 2018, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet rechtmatig als gemeenschapsonderdaan in Nederland verblijft, omdat hij niet kon aantonen dat hij arbeid heeft verricht of dat hij een reële kans op werk heeft. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de eiser op artikel 8 van het EVRM niet kon leiden tot de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf bevestigt, zoals bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en stelde vast dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.