Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2], h.o.d.n. [X] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 januari 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] , met productie;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] , met productie;
- het tussenvonnis van 5 april 2017, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de beschikking van 1 augustus 2017 waarbij de comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de op 2 november 2017 gehouden comparitie van partijen en de daarin genoemde akte aanvulling aan de zijde van [gedaagde sub 1] en stukken en de processen-verbaal van de ter zitting afgelegde getuigenverklaringen.
2.De feiten
U dient voor de cursus een W.A. verzekering te hebben afgesloten voor uw hond. [X] kan geen enkele aansprakelijkheid voor eventueel door uw hond veroorzaakte schade aanvaarden.”
De beide honden volgen een puppycursus. Hier mogen zij de eerste minuten altijd los en spelen dan met elkaar. Op een gegeven moment gaan deze honden spelenderwijs elkaar “najagen”. De instructrice van de puppycursus mevrouw [gedaagde sub 2] voegde zich bij ons en vertelde dat ze altijd achter een boom gaat staan als honden dit “gedrag” gaan vertonen. Enige ogenblikken later stapte mevrouw [eiseres] weg uit het groepje en toen werd zij van achteren geraakt door twee rennende / spelende honden. Zij stond oorspronkelijk met haar rug naar de honden, ikzelf stond tegenover haar en mevrouw [gedaagde sub 2] stond rechts van ons. Door de snelheid waarmee alles gebeurde (rennende honden) en het beperkte zicht op de honden, heb ik niet kunnen zien welke hond er tegen haar aan is gerend.
niet duidelijk” en als antwoord op vraag 10 “Wie is naar uw mening schuldig?” heeft hij ingevuld: “
niet aanwijsbaar”.
Tijdens deze les moest ik op aanwijzing van de betrokken lerares Mw. [gedaagde sub 2] op een bepaalde plek gaan staan.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Mijn hond en de hond van de heer [gedaagde sub 1] waren samen aan het spelen. Ik had heel goed zicht op ze want ik stond met mijn gezicht er naartoe. Toen zei mevrouw [gedaagde sub 2] dat we beter bij de boom konden gaan staan, ter bescherming van onszelf. Ik draaide mij om en toen kwam zijn hond in mijn knie. Toen ben ik gevallen. (…). Ik stond met mijn gezicht naar een veldje toe waarop honden aan het rennen waren. Mevrouw [gedaagde sub 2] zei tegen mij: “u kunt beter bij de boom gaan staan”. Ze zei dit vanwege de bescherming. Dat is een omgevallen boom op het veldje. Je kon op die boom zitten. Ik draaide me om en liep naar de boom. Ik weet niet meer waar mevrouw [gedaagde sub 2] precies stond. Meneer [gedaagde sub 1] stond naast mij. Toen ik me omdraaide, lag ik in een keer op de grond. Het gaat zo snel. [B] holde tegen mij aan. [A] bevond zich een stukje verderop op het veld. (…). Er waren meerdere honden op het veld, ik kan mij herinneren dat er bijvoorbeeld ook een Rottweiler op het veld was. Ik denk dat er in totaal een stuk of 4 honden waren. Er waren ook andere mensen op het veld. (…). Zij hebben mij zien vallen. (…). Twee dagen later, kwam meneer [gedaagde sub 1] naar de winkel met een bos bloemen. Hij zei dat hij het heel vervelend vond dat zijn hond in mijn knie was gekomen. Op uw vraag wat de heer [gedaagde sub 1] letterlijk heeft gezegd, herhaal ik dat hij heeft gezegd dat zijn hond in mijn knie was gekomen. (…). U vraagt mij of er andere mensen waren toen meneer [gedaagde sub 1] in de winkel was. Dat was het geval, er was ook een klant. Haar voornaam is [Q] . Het is een vaste klant.”
Mijn hond jaagde de hond van mevrouw [eiseres] na. Wij stonden op een stukje vrije ruimte in het bos. Mevrouw [gedaagde sub 2] is daar, als begeleider, bij komen staan en heeft duidelijk gemaakt dat als honden dit soort gedrag vertonen, zij achter een boom zou gaan staan omdat honden dan niet kijken waar ze heen rennen. Ze zijn daar niet mee bezig. Mevrouw [eiseres] is toen weggestapt en is geraakt door een van de rennende honden. (…).
Ik heb het zelf niet gezien, maar ik heb gehoord dat er op een gegeven moment tumult achter me was. (…). Op het moment dat ik wegliep, hoorde ik een geluid achter me en toen ik keek zag ik mevrouw [eiseres] op de grond liggen. (…). Op het moment dat de puppy’s aan het spelen waren, waren mevrouw [eiseres] , de heer [gedaagde sub 1] , en twee andere cursisten aanwezig op het veld. (…). De andere honden die er waren, waren een Rottweiler-pup en een Labradoodle-pupje. (…). De andere twee honden speelden, voor zover ik me kan herinneren, aan de andere kant van het veld. (…). We zaten op dat moment in de 5de of 6de buitenles.”