ECLI:NL:RBDHA:2018:10856
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en kosteloze rechtsbijstand in asielprocedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit, een verzoek om internationale bescherming had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet in behandeling kon worden genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Duitsland een asielaanvraag ingediend die was afgewezen, en hij had geen nieuwe aanvraag ingediend na zijn overdracht aan Duitsland. De rechtbank overwoog dat de vraag of eiser in Duitsland kosteloze rechtsbijstand zou krijgen, een onzekere toekomstige gebeurtenis was. Eiser stelde dat het Duitse systeem van rechtshulp in strijd was met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, maar de rechtbank oordeelde dat hij deze kwestie in Duitsland aan de rechter kon voorleggen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de asielprocedure in Duitsland systeemfouten vertoonde die zouden leiden tot onmenselijke of vernederende behandelingen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard.