ECLI:NL:RBDHA:2018:10855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
10 september 2018
Zaaknummer
09/817810-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door herhaaldelijk schoppen tegen het hoofd met aanmerkelijke kans op de dood

Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 24 mei 2018 in 's-Gravenhage een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag, meerdere keren met kracht tegen het hoofd geschopt en gestampt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een beschonken toestand bevond en dat hij bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte niet het volle opzet had op de dood van het slachtoffer, er wel sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholproblematiek. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een alcoholverbod.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817810-18
Datum uitspraak: 11 september 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn ‘HvB Maatschapslaan’ te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Achahbar en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. I.A. van Straalen, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2018 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] met geschoeide voet:
- meermaals met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en/of
- meermaals met kracht op het hoofd heeft gestampt en/of
- meermaals met kracht tegen het lichaam heeft geschopt, en/of
- die [slachtoffer] meermaals met gebalde vuist, met kracht tegen het hoofd en bovenlichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2018 te 's-Gravenhage aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een gebroken oogkas;
- een gebroken bovenkaak;
- gebroken ribben;
- beschadigde oogspieren, heeft toegebracht door meermaals met geschoeide voet met kracht tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te schoppen en/of die [slachtoffer] meermaals met gebalde vuist, met kracht tegen het hoofd en bovenlichaam te slaan.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich op 24 mei 2018 in Den Haag schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] door hem meerdere keren met kracht op het hoofd en op het lichaam te slaan en met geschoeide voet te schoppen tegen het hoofd en lichaam en te stampen op het hoofd. Subsidiair zijn deze handelingen ten laste gelegd als het opzettelijk toebrengen van zwaar lichaam letsel aan [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat op de camerabeelden is te zien dat de verdachte meerdere malen tegen het hoofd van [slachtoffer] slaat, schopt en stampt, ook nog nadat die [slachtoffer] op de grond terecht is gekomen en niet meer beweegt. Deze handelingen kunnen naar het oordeel van de officier van justitie worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag, nu naar algemene ervaringsregels vast staat dat het meermalen schoppen met geschoeide voet tegen het hoofd van een persoon tot gevolg kan hebben dat iemand hierdoor komt te overlijden, terwijl uit de handelingen van de verdachte blijkt dat hij het volle opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat er geen sprake is van een poging tot doodslag omdat er geen sprake is geweest van opzet op de dood, ook niet in voorwaardelijke zin. Er bestond geen aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden als gevolg van hetgeen hem is aangedaan. De verdachte heeft [slachtoffer] geschopt in het aangezicht en alleen daar is letsel geconstateerd, terwijl dat letsel niets zegt over de kracht van het schoppen. Bovendien beschermde [slachtoffer] zijn gezicht met zijn handen. Het op die manier schoppen kan niet direct het overlijden van een persoon tot gevolg hebben. Mocht er wel een aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] hebben bestaan door het handelen van de verdachte, dan kan naar het oordeel van de raadsman op grond van de camerabeelden niet worden vastgesteld dat de verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft de raadsman aangevoerd dat de verschillende geconstateerde letsels op zichzelf niet zonder meer als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden gekwalificeerd. Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat er één gebroken rib is geconstateerd bij [slachtoffer] en dat uit de geneeskundige verklaring niet kan volgen dat de oogspieren beschadigd zijn, zodat van deze onderdelen vrijspraak dient te volgen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1.
Bewezenverklaring geweldshandelingen [1]
Op 24 mei 2018 omstreeks 22:15 uur kreeg de politie een melding van een vechtpartij tussen twee mannen op de [straatnaam] in Den Haag, waarbij een man een andere man tegen het hoofd zou schoppen. Van de schoppende man werd een signalement opgegeven. Ter hoogte van de [straatnaam] en de [straatnaam] zag de politie een persoon, naar later bleek de verdachte, lopen die voldeed aan dit signalement. De verbalisanten zagen dat de handen en armen van de verdachte onder het bloed zaten. Hierop is hij aangehouden.
Geweldshandelingen
Meerdere personen zijn getuige geweest van de vechtpartij. Door [getuige 1] is verklaard dat zij een man met een groen T-shirt op het kruispunt zag liggen. Zij zag een andere man met al zijn kracht in ieder geval één trap geven tegen het hoofd van de man die op de grond lag. [2] [getuige 2] zag dat twee mannen ruzie hadden en over en weer aan het vechten waren. Hij zag dat een van de mannen op enig moment op de grond lag en dat een andere man bij zijn hoofd ging staan en een paar keer tegen zijn hoofd schopte met zijn voet. [3] Ook [getuige 3] zag dat een man meerdere keren schopte tegen een man die op de grond lag, waarbij hij de man twee à drie harde schoppen tegen het hoofd gaf. [4] [getuige 4] zag een man met een rugzak meerdere trappen in het gezicht geven van een man op de grond. [5]
Van het incident zijn camerabeelden gemaakt door de getuigen [getuige 2] en [getuige 4] .
Op deze beelden is te zien dat twee mannen aan het vechten zijn waarbij één man ( [slachtoffer] ) op de grond terecht komt. De andere man schopt hem vervolgens meerdere malen tegen het hoofd. [6] Verdachte heeft zichzelf ter zitting als deze man herkend. [7] Op enig moment hurkt de verdachte, die sportschoenen draagt, naast het hoofd van het slachtoffer en geeft hij het slachtoffer daarna nog een schop tegen zijn gelaat en stampt hij op het gezicht van het slachtoffer. De verdachte is zichtbaar onvast ter been. [8]
De verdachte heeft bekend dat hij meerdere schoppen heeft gegeven aan [slachtoffer] op zijn gehele lichaam. Hij had veel gedronken die avond. [9]
Letsel
Het slachtoffer is na het incident opgenomen in het Haga Ziekenhuis in Den Haag en is daar onderzocht door een arts. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat [slachtoffer] een gebroken neus, een gebroken bovenkaak, een gebroken oogkas en een gebroken rib heeft opgelopen. [10]
Kwalificatie van het geweld
Zoals hiervoor is vastgesteld, bestond het geweld uit het meerdere malen schoppen tegen en stampen op het hoofd van [slachtoffer] . De vraag die vervolgens aan de orde is, is of deze handelingen aan te merken zijn als een poging tot doodslag.
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat de verdachte het volle opzet had op de dood van [slachtoffer] . Uit de handelingen die door de verdachte zijn verricht kan naar het oordeel niet worden afgeleid dat hij de bedoeling had om [slachtoffer] te doden.
Nu er geen sprake is van vol opzet, rijst de vraag of er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Daarvan is sprake als kan worden vastgesteld dat de kans op de dood van het slachtoffer door het handelen van de verdachte aanmerkelijk was en de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank overweegt in dat kader dat het hoofd bij uitstek een kwetsbaar en vitaal deel van het lichaam betreft. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen met geschoeide voet schoppen tegen en stampen op het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Niet ieder schoppen tegen of stampen op het hoofd levert echter zodanig letsel op. Of in een concreet geval sprake is van een aanmerkelijke kans op het ontstaan daarvan, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Hierbij spelen de kracht waarmee, de wijze waarop en de plek op het hoofd waar is geschopt een rol.
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte onvast ter been is en op ongecontroleerde wijze meerdere malen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer] schopt en daarop stampt. Ook de getuigen verklaren hierover. Zo verklaart [getuige 1] dat de verdachte “met al zijn kracht” tegen het hoofd van het slachtoffer schopte en [getuige 3] heeft het over zeker twee à drie “harde” schoppen. De plek waar het slachtoffer is geraakt kan worden afgeleid uit het letsel dat bij hem is geconstateerd, namelijk op zijn neus, bovenkaak en oogkas. De verdachte heeft het slachtoffer dus geraakt in het aangezicht, maar wel dichtbij meer kwetsbare delen van het hoofd, zoals de slaap en het voorhoofd. Bij een rake – krachtige – schop of stamp tegen díe delen was de kans op een dodelijke afloop groot geweest. Door de zeer ongecontroleerde wijze waarop de verdachte – die dronken en onvast ter been was – steeds weer tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt en gestampt, is de kans dat hij ook die delen van het hoofd zou hebben geraakt aanmerkelijk te achten. De rechtbank is daarom van oordeel dat door het handelen van verdachte de kans op het overlijden van het slachtoffer aanmerkelijk was.
Deze kans heeft de verdachte bewust aanvaard. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte op verschillende momenten tegen het hoofd van het slachtoffer schopt en stampt. Ook wanneer het slachtoffer roerloos op de grond ligt, schopt de verdachte nogmaals tegen het hoofd van het slachtoffer. De verdachte heeft er dus telkens voor gekozen om specifiek op het hoofd van het slachtoffer te schoppen en stampen. Dit terwijl ook de verdachte moet hebben geweten dat daarmee een aanmerkelijke kans bestond op de dood van het slachtoffer. De rechtbank leidt daaruit af dat de verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door zijn handelen (te weten het schoppen tegen en het stampen op het hoofd) het slachtoffer dodelijk zou verwonden, zodat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4.2.
Partiële vrijspraak
De rechtbank overweegt dat, hoewel op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden kan worden vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meerdere malen tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en tegen het lichaam heeft geschopt, de kans dat het slachtoffer door die geweldshandelingen zou zijn te overleden niet aanmerkelijk is te achten. Opzet op de dood ten aanzien van deze handelingen ontbreekt dan ook. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 24 mei 2018 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] met geschoeide voet:
- meermaals met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en
- meermaals met kracht op het hoofd heeft gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde straf door de officier van justitie buitenproportioneel hoog is en verzoekt bij de oplegging van een straf rekening te houden met het strafblad van de verdachte, waaruit geen patroon van gewelddadig handelen kan blijken, alsmede het reclasseringsrapport en de LOVS-oriëntatiepunten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer meerdere malen met kracht tegen het hoofd te schoppen en te stampen, ook toen deze roerloos op de grond lag. Het door de verdachte gepleegde geweld had tot een fatale afloop kunnen leiden. De aanleiding voor het geweld was een ruzie met het slachtoffer, waarop de verdachte volstrekt disproportioneel heeft gereageerd. De verdachte verkeerde onder invloed van veel alcohol, terwijl hij wist dat hij van alcohol agressief kan worden. Dat hij de situatie desondanks zo uit de hand heeft laten lopen, en niet gewoon is weggelopen, rekent de rechtbank de verdachte aan. Nog afgezien van de gevolgen voor het slachtoffer, draagt dergelijk geweld, zeker als het midden op straat wordt gepleegd, terwijl meerdere personen hier getuige van waren, bij aan gevoelens van onveiligheid en onbehagen in de samenleving. Op een dergelijk ernstig feit kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden gereageerd met oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad d.d. 23 augustus 2018 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere keren met politie en justitie in aanraking is gekomen, waaronder voor geweldsdelicten. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies omtrent de verdachte d.d. 21 augustus 2018. Hieruit blijkt dat de verdachte problemen heeft op meerdere leefgebieden, vooral met betrekking tot alcoholgebruik. De reclassering adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid van een maximaal zeven weken durende klinische opname, een alcoholverbod en een contactverbod met het slachtoffer.
Nu zijn alcoholproblematiek samenhangt met het door hem gepleegde delict, acht de rechtbank het – ter voorkoming van recidive – van belang dat de verdachte hiervoor zal worden behandeld. Zij zal hiertoe een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen onder de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Ook zal de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer opleggen.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen die beduidend korter van duur is dan die door de officier van justitie is geëist. Enerzijds omdat de rechtbank tot bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet komt in plaats van het volle opzet waarvan de officier was uitgegaan. Anderzijds omdat de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij straffen die in dit soort zaken doorgaans worden opgelegd.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (ACHT) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij GGZ Reclassering Fivoor (Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag) en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de Forensische Polikliniek van Fivoor of een soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven;
- voor zover – ter beoordeling van voormelde zorginstelling in overleg met de reclassering – zich een crisis bij de veroordeelde voordoet, zich eenmalig laat opnemen ter bestrijding van die crisis, of als de ambulante behandeling onvoldoende blijkt om één of meer van de gestelde behandelingsdoelen te bereiken, te weten detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de zorginstelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact legt of laat leggen – direct of indirect – met het slachtoffer, te weten [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft hierbij opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.G.C. Veneman, voorzitter,
mr. H. Steenhuis, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Westhoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 september 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018136803 van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag Zuid, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 87).
2.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , blz. 25.
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , blz. 29.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , blz. 33.
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 64.
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 66-68.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 51.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
10.Geschrift, te weten geneeskundige verklaring m.b.t. [slachtoffer] , blz. 56.