ECLI:NL:RBDHA:2018:1085

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
C/09/13/596 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking rechter-commissaris inzake sollicitatieplicht in schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een verzoekster die in een schuldsaneringsregeling zit. De verzoekster had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechter-commissaris, mr. G.H.M. Smelt, die op 23 november 2017 had besloten om geen vrijstelling van de sollicitatieplicht te verlenen. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster niet had voldaan aan de aanvullende voorwaarde om zich te laten behandelen voor haar klachten, wat een reden was voor de rechter-commissaris om de vrijstelling te weigeren. De verzoekster had eerder, op 21 april 2017, een vrijstelling gekregen onder de voorwaarde dat zij zich zou laten behandelen, maar uit het keuringsrapport van de GGD Haaglanden bleek dat zij pas recentelijk was doorverwezen naar de GGZ. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster niet aan de voorwaarden had voldaan en dat de rechter-commissaris terecht had geweigerd om de vrijstelling te verlenen. De rechtbank verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/X/X/XXX R
uitspraakdatum : 17 januari 2018
In de schuldsaneringsregeling van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum, plaats en land],
woonadres: [postcode, plaats, straat en huisnummer],
verzoekster,
is door verzoekster (hierna: verzoekster) hoger beroep ingesteld tegen de op 23 november 2017 door de rechter-commissaris, mr. G.H.M. Smelt, gegeven beschikking ex artikel 313 jo. 65 van de Faillissementswet (Fw.)

1.Procesverloop

1.1
De rechtbank heeft kennis genomen van de hierna door de partijen overgelegde stukken:
- het keuringsrapport van de GGD Haaglanden van 13 november 2017;
- de beschikking van de rechter-commissaris van 23 november 2017 tot het verlenen van geen vrijstelling van de sollicitatieplicht;
- de beschikking van de rechter-commissaris van 23 november 2017 tot het verlenen van geen vrijstelling van de sollicitatieplicht;
- het appelschrift van [verzoekster] van 28 november 2017;
- de zienswijze van de rechter-commissaris van 15 december 2017 op het appelschrift;
- de aanvullende stukken van de zijde van [verzoekster] van 15 december 2017.
1.2
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 20 december 2017. Zowel [verzoekster], bijgestaan door mr. G.O. Perquin, als de bewindvoerder, N. Nottroth, zijn hierbij verschenen en gehoord.
1.3
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.De Feiten

2.1
Bij vonnis van 21 oktober 2013 is ten aanzien van [verzoekster] de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Tot rechter-commissaris is benoemd mr. G.H.M. Smelt en als bewindvoerder is laatstelijk aangesteld N. Nottroth (HJF Advocaten), advocaat te Voorburg.
2.2
Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 december 2016 is de schuldsanerings-regeling van [verzoekster] beëindigd met onthouding van de zogenoemde schone lei. Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 21 maart 2017 het vonnis van 29 december 2016 vernietigd en heeft de schuldsaneringsregeling van [verzoekster] verlengd met twee jaar, derhalve tot 21 oktober 2018, waarbij [verzoekster] dient te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voorvloeiende verplichtingen.
2.3 [
verzoekster] is op 21 april 2017 door de rechter-commissaris volledig vrijgesteld van de sollicitatieverplichting van 21 november 2016 tot en met 21 november 2017 onder de voorwaarde dat zij zich laat behandelen voor haar klachten.
2.4
De bewindvoerder heeft bij brief van 15 november 2017 de rechter-commissaris verzocht [verzoekster] volledig vrij te stellen van de inspanningsverplichting op grond van een keuringsrapport van de GGD Haaglanden van 13 november 2017.
2.5
Bij beschikking van 23 november 2017 heeft de rechter-commissaris [verzoekster] geen vrijstelling verleend van de sollicitatieplicht, omdat uit het keuringsrapport van 13 november 2017 naar voren komt dat [verzoekster] pas recent door de huisarts is doorverwezen en zij twee weken na het GGD onderzoek het eerste gesprek heeft bij de GGD, zodat [verzoekster] niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat zij zich onder behandeling zou laten stellen.
2.6
Tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 23 november 2017 is [verzoekster] op 28 november 2017 in beroep gekomen. Op 15 december 2017 is door haar een aanvullend beroepschrift ingediend.

3.Het hoger beroep en de standpunten van partijen

3.1
Het beroep van [verzoekster] strekt ertoe dat de omstreden beschikking wordt vernietigd en om alsnog het verzoek van [verzoekster] tot vrijstelling van de sollicitatieverplichting toe te wijzen.
3.2 [
verzoekster] heeft daartoe - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aan haar beroepschrift ten grondslag gelegd. De rechter-commissaris heeft ten onrechte geconcludeerd dat [verzoekster] niet heeft voldaan aan de eerder opgelegde voorwaarde dat zij zich onder behandeling diende te stellen voor haar klachten. Uit het keuringsrapport komt overduidelijk naar voren dat [verzoekster] niet in staat is te werken vanwege haar lichamelijke klachten.
3.3
De rechter-commissaris heeft op 15 december 2017 geadviseerd het hoger beroep ongegrond te verklaren en heeft het volgende hieraan ten grondslag gelegd. Uit het GGD rapport van 13 november 2017 blijkt dat aan de eerdere vrijstelling verbonden voorwaarde niet is voldaan: het eerste gesprek bij de GGZ lag op 13 november 2017 nog in de toekomst. Hoewel de advocaat van [verzoekster] schrijft over een behandeling door de huisarts ontbreekt de onderbouwing daarvan. De rechter-commissaris zijn geen feiten of omstandigheden bekend dan toen hij de bestreden beschikking gaf.
3.4
Voor zover standpunten zijn aangevoerd, maar hierboven niet zijn weergegeven en voor zover van belang, zullen zij aan de orde komen bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of [verzoekster] ontvankelijk is in haar hoger beroep.
4.2.
Ingevolge artikel 315, lid 1, van de Faillissementswet staat van alle beschikkingen van de rechter-commissaris gedurende vijf dagen hoger beroep open bij de rechtbank. De rechtbank overweegt dat het hoger beroep tijdig en middels een advocaat is ingesteld. Daarnaast vormt de omstreden beschikking geen uitzonderingsgrond als bedoeld in lid 2 van voornoemd artikel. [verzoekster] is derhalve ontvankelijk in haar beroep.
4.3
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de rechter-commissaris terecht heeft geweigerd om [verzoekster] vanaf 22 november 2017 volledig te ontheffen van de inspanningsverplichting.
4.4
Conform de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen, onder 3.5 sub f en g, kan de rechter-commissaris een ontheffing van de sollicitatieverplichting verlenen en dient een schuldenaar indien hij zich erop beroept arbeidsongeschikt te zijn, een medische verklaring of medische informatie toe te zenden waar dit uit blijkt. Indien een schuldenaar niet over een dergelijke verklaring of informatie beschikt maar wel aannemelijk is dat sprake is van medische omstandigheden die de (mate van) arbeidsgeschiktheid beïnvloeden, laat hij zich keuren door een door de bewindvoerder of rechter-commissaris aan te wijzen deskundige.
4.5
In dit geval was [verzoekster] reeds, op 21 november 2016, door de GGD gekeurd en heeft de rechter-commissaris op 21 april 2017 aanleiding gezien [verzoekster] te ontheffen van haar sollicitatieverplichting over de periode van 22 november 2016 tot 22 november 2017 onder de voorwaarde dat zij zich zou laten behandelen voor haar klachten. Uit voornoemd rapport blijkt dat deze klachten niet alleen lichamelijke klachten betreffen, maar ook psychisch van aard zijn. Om te bepalen of [verzoekster] na 22 november 2017 nog steeds arbeidsongeschikt is en of er voor de rechter-commissaris aanleiding is om een nieuwe vrijstelling van de sollicitatieplicht te verlenen, is door de bewindvoerder een herkeuring bij de GGD aangevraagd. In het herkeuringsrapport van de GGD van 13 november 2017 staat vermeld:
‘Bij mevrouw is dit jaar een schildklieraandoening vastgesteld, zij gebruikt nu ongeveer een half jaar medicatie. Voor zenuwpijnen in de nek- en schouderregio heeft mevrouw pijnstillers. Mevrouw zou regelmatig koorts hebben, onderzoek naar een mogelijk verlaagde weerstand is opgestart. Ook vinden maag-darm onderzoeken plaats. Mevrouw gebruikt maagzuurremmers. Er is sprake van overgewicht. Mevrouw slaapt slecht. Mevrouw is door de huisarts verwezen naar de GGZ. Over twee weken heeft zij het eerste gesprek’
(..)
‘mevrouw is arbeidsongeschikt voor reguliere arbeid. Er bestaat verdenking op laagbegaafdheid. Mogelijk kan diagnostiek bij de GGZ dit objectiveren. Sociale activeren is mogelijk gedurende twee dagdelen per week’
Hoewel uit de conclusie van de arts blijkt dat [verzoekster] nog steeds volledig arbeidsongeschikt is, blijkt uit het rapport niet dat zij heeft voldaan aan de voorwaarde dat zij zich zou laten behandelen voor haar klachten voor zover die psychisch van aard zijn. Zoals uit het voornoemde rapport blijkt is [verzoekster] zich pas recentelijk, eind oktober 2017, door de huisarts is doorverwezen naar de GGZ voor een behandeling voor haar psychische klachten. Dit is ruim een half jaar nadat zij op 21 april 2017 is vrijgesteld onder de voorwaarde dat zij zich voor haar klachten zou laten behandelen. Om deze reden heeft de rechter-commissaris dan ook geweigerd om [verzoekster] een nieuwe vrijstelling van de sollicitatieplicht verlenen.
4.6
De rechtbank heeft ter zitting van 20 december 2017 [verzoekster] verzocht stukken aan te leveren waaruit blijkt dat zij zich eerder of kort na 21 april 2017 heeft gemeld bij de huisarts voor psychische klachten en waaruit blijkt dat zij er bij de huisarts op heeft aangedrongen dat zij onder behandeling zou worden gesteld voor deze klachten. [verzoekster] heeft 8 januari 2018 een aantal stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij sinds 5 mei 2017 antidepressiva gebruikt en dat op 1 juni 2017 door de huisarts psychische klachten zijn gediagnostiseerd. Nergens blijkt uit deze stukken dat [verzoekster] zich direct of kort na 21 april 2017 bij de huisarts heeft gemeld voor een behandeling voor haar psychische klachten en er bij de huisarts op heeft aangedrongen dat zij zich daarvoor onder behandeling wil te laten stellen voor haar psychische klachten. Dat [verzoekster] wel in mei 2017 antidepressiva is gaan gebruiken, acht de rechtbank niet afdoende. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verzoekster] niet aan de door de rechter-commissaris gestelde voorwaarde heeft voldaan. De rechtbank dient te beoordelen of het niet naleven van deze voorwaarde genoeg reden is om de verzochte vrijstelling vanaf 22 november 2017 te weigeren. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
4.7
Eén van de kernverplichtingen in de wettelijke schuldsaneringsregeling dat van schuldenaren mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven, hetgeen uit tot uitdrukking komt in de inspanningsverplichting. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze kernverplichting van [verzoekster] mocht worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zou inspannen om van haar klachten af te komen, zodat zij zo spoedig mogelijk deel zou kunnen nemen aan de arbeidsmarkt. Het komt de rechtbank dan ook niet vreemd voor dat de rechter-commissaris als voorwaarde heeft gesteld dat [verzoekster] zich moest laten behandelen voor haar psychische klachten. Ter zitting van 20 december 2017 is naar voren gekomen dat [verzoekster] voor het eerst een behandeling bij de GGZ heeft op 23 februari 2018. Indien [verzoekster] zich eerder dan eind oktober 2017 door de huisarts had laten doorverwijzen naar de GGZ, had [verzoekster] zich naar alle waarschijnlijkheid eerder kunnen laten behandelen en hadden haar psychische klachten wellicht nu al verminderd of onder controle kunnen zijn. Dat [verzoekster] lichamelijke klachten heeft die wellicht op zichzelf een reden vormen [verzoekster] vrij te stellen, zoals zij ook zelf heeft aangevoerd, staat hier los van en wordt ook niet door de rechter-commissaris of de rechtbank betwist. Als [verzoekster] zich namelijk eerder had laten behandelen voor haar psychische klachten, was het niet ondenkbaar geweest dat zij zich wel op de arbeidsmarkt had kunnen begeven, als de lichamelijke klachten achterwege zouden zijn gebleven, hetgeen een reële mogelijkheid is, omdat de psychische en de lichamelijke klachten los van elkaar staan. Nu zij zich niet eerder, althans niet direct toen dit aan haar werd verzocht, heeft laten behandelen voor haar psychische klachten, is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris terecht het verzoek voor een nieuwe vrijstelling van de sollicitatieverplichting, vanaf 22 november 2017, heeft geweigerd.
4.8
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het hoger beroep van [verzoekster] ongegrond dient te worden verklaard.
BESLISSING IN HOGER BEROEP:
De rechtbank:
- verklaart het hoger beroep van [verzoekster] ongegrond.
Gewezen door mr. C.W.D. Bom, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2018 in aanwezigheid van D.D. Vorst, griffier.