ECLI:NL:RBDHA:2018:10795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
7 september 2018
Zaaknummer
NL18.14458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Zimbabwaanse vrouw met visuele handicap en beschuldigingen van mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Zimbabwaanse vrouw die asiel had aangevraagd in Nederland. De vrouw, geboren in 1994, heeft aangevoerd dat zij blind is en na het overlijden van haar moeder door haar tante is mishandeld en gedwongen tot een uithuwelijking. Na meerdere keren seksueel misbruikt te zijn door de beoogde echtgenoot, is zij naar Zuid-Afrika gevlucht en later naar Nederland gereisd om asiel aan te vragen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vrouw's asielrelaas als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank heeft de gronden van beroep van de vrouw, die onder andere haar handicap en de omstandigheden in Zimbabwe aanhaalde, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Zimbabwe een reëel risico loopt op vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.14458

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. H. van der Wal),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Vink).

ProcesverloopBij besluit van 30 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.14459, plaatsgevonden op 30 augustus 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Zimbabwaanse nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] 1994. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd, kort samengevat en voor zover van belang, dat zij blind is en na het overlijden van haar moeder door haar tante in huis is genomen. Eiseres is door haar tante echter op structurele basis mishandeld. Op een gegeven moment wilde zij eiseres ook tegen haar zin uithuwelijken. Eiseres weigerde echter te trouwen. De tante van eiseres heeft de beoogde echtgenoot, een soldaat met de achternaam [soldaat], meerdere malen langs laten komen. Eiseres is tijdens deze bezoeken driemaal seksueel misbruikt door deze man. Toen eiseres dit aan haar tante vertelde, heeft zij eiseres mishandeld. Eiseres heeft na de eerste keer bescherming gezocht bij de politie, maar dat heeft niets opgeleverd. Na de derde keer seksueel misbruikt te zijn en daaropvolgende mishandeling door haar tante is eiseres met behulp van de kerk naar Zuid-Afrika gevlucht, alwaar zij een jaar heeft verbleven alvorens naar Nederland te reizen. Bij terugkeer naar Zimbabwe vreest eiseres te worden onderworpen aan een door artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verboden behandeling door haar tante die haar met de dood heeft bedreigd, en voor de soldaat. Ter onderbouwing van haar asielaanvraag heeft eiseres een (kopie van een) verklaring van Z. Goodnews overgelegd over haar verblijf in Zuid-Afrika. Daarnaast heeft eiseres een geboortecertificaat laten opsturen vanuit Zimbabwe.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- eiseres is [eiseres], geboren op [geboortedatum] 1994, van Zimbabwaanse nationaliteit;
- eiseres is na het overlijden van haar moeder bij haar tante gaan wonen die haar mishandelde en van wie zij tegen haar zin moest huwen met een man die haar heeft misbruikt;
- eiseres heeft een visuele handicap en is door leden van de kerk naar Zuid-Afrika gebracht om vervolgens na een jaar door een reisagent naar Nederland te worden gebracht waar zij asiel heeft aangevraagd.
Verweerder acht de gestelde de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres (in beginsel) geloofwaardig, alsmede het feit dat eiseres een visuele handicap heeft. Verweerder acht de gestelde problemen met haar tante en het seksuele misbruik door een soldaat aan wie zij zou worden uitgehuwelijkt echter niet geloofwaardig wegens vage, summiere, kennelijk tegenstrijdige en inconsequente verklaringen. Ook de vlucht naar- en het verblijf in
Zuid-Afrika wordt hierom ongeloofwaardig geacht. Verweerder acht het verder in strijd met algemene landeninformatie dat eiseres nooit over een identiteitskaart zou hebben beschikt. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is. Omdat eiseres haar paspoort op de luchthaven Schiphol aan een reisagent heeft gegeven, terwijl zij dus al in een veilig land was, heeft eiseres naar het oordeel van verweerder tevens relevante documenten achtergehouden met het doel om in een betere positie te komen. Ook om deze reden acht verweerder de asielaanvraag kennelijk ongegrond.
3. Eiseres voert aan, kort samengevat en voor zover van belang, dat haar asielrelaas wel degelijk geloofwaardig is. Verweerder heeft bij de beoordeling van het asielrelaas geen rekening gehouden met het feit dat eiseres blind en analfabeet is en daardoor niet meer kan vertellen over de feiten en gebeurtenissen dan zij gedaan heeft. Verweerder heeft vooral spijkers op laag water gezocht en ontbeert realiteitsbesef over de positie van een blinde vrouw in Zimbabwe. Wat eiseres heeft verklaard past bovendien allemaal binnen hetgeen uit gezaghebbende rapporten over Zimbabwe bekend is over de positie van vrouwen en gehandicapten in het algemeen. Dit is ook de reden dat Zimbabwe niet als veilig land van herkomst kon worden aangemerkt. Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres zich van haar paspoort heeft ontdaan om in een betere positie te komen. Zij heeft deze namelijk nooit in haar bezit gehad en heeft deze dus ook niet aan de reisagent gegeven. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat zij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM, dan wel op grond van humanitaire omstandigheden. Tot slot stelt eiseres dat zij in ieder geval in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 vanwege haar blindheid en psychische problematiek.
4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
5.1.
Ingevolge artikel 29 van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is; of
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit:
1°. doodstraf of executie;
2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
5.2.
Volgens paragraaf C1/4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000)
beoordeelt de IND de geloofwaardigheid van de relevante elementen. Relevante elementen zijn feiten en omstandigheden die in de volgende twee categorieën worden onderscheiden: a) de voor de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd relevante gestelde gegevens die zien op de persoon van de vreemdeling; en
b) de voor de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd relevante gestelde gebeurtenissen.
5.3.
Verder blijkt uit paragraaf C1/4.4.1 van de Vc 2000 dat als de IND een relevant element niet als geloofwaardig beoordeelt, de vreemdeling op basis van dit element geen aanspraak kan maken op de beschermingsgronden als genoemd in artikel 29, eerste lid, van de Vw. Uit paragraaf C1/4.4.2 van de Vc 2000 blijkt voorts dat er een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaatsvindt. Hierbij worden alle relevante omstandigheden van het geval betrokken en in onderlinge samenhang gewogen.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de gronden van beroep eerst op 30 augustus 2018 (leesbaar) zijn toegevoegd aan het digitale procesdossier. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding in het onderhavige geval gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval verschoonbaar wordt geacht. Voorts heeft verweerder zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.2.
De rechtbank is van oordeel, enigszins terughoudend toetsend, dat verweerder het asielrelaas van eiseres in redelijkheid vanwege bevreemdingwekkende, vage, summiere, tegenstrijdige en inconsistente verklaringen op essentiële onderdelen ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Daarbij heeft verweerder voorop kunnen stellen dat het aan eiseres is om haar asielrelaas met documenten te staven. Nu eiseres kennelijk wel vanuit Nederland tijdens de beslisfase een geboortecertificaat heeft kunnen laten opsturen, heeft verweerder het eiseres tegen kunnen werpen dat zij geen andere documenten heeft ingebracht die haar asielrelaas kunnen ondersteunen, zoals haar identiteitsbewijs, voogdijpapieren, ziekenhuispapieren met betrekking tot haar opname in verband met de mishandeling door haar tante dan wel een formulier van de aangifte bij de politie. Dat eiseres niet over een identiteitsbewijs zou hebben beschikt klemt temeer nu, zoals verweerder terecht heeft overwogen, uit gezaghebbende openbare bronnen blijkt dat eiseres verplicht vanaf haar zestiende jaar over een identiteitsbewijs diende te beschikken. De verklaring van eiseres dat zij door haar handicap niet in staat was om een identiteitsbewijs aan te vragen heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig kunnen achten. Daarbij heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiseres blijkens haar eigen verklaringen over een groot sociaal netwerk beschikte. Zo kreeg zij naar eigen zeggen hulp van haar school en de kerk bij het regelen van zaken. Verweerder heeft het eiseres voorts tegen kunnen werpen dat het bevreemdend is dat eiseres amper iets weet te vertellen over de reis naar en het verblijf in Zuid-Afrika, alsmede de daaropvolgende reis vanuit Zuid-Afrika naar Nederland. Zeker omdat eiseres naar eigen zeggen een jaar lang in Zuid-Afrika zou hebben verbleven. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte betrokken dat eiseres een geschoolde vrouw is van wie in redelijkheid meer informatie mag worden verlangd over deze aspecten van haar asielrelaas dan zij verstrekt heeft. Dat eiseres visueel gehandicapt biedt geen afdoende verklaring voor dit gebrek. Eiseres heeft immers tot haar eenentwintigste verjaardag (passend) onderwijs genoten. Zo heeft eiseres in het nader gehoor verklaard dat zij in 2014 klaar was met school en dat zij in november 2014 de O-levels achter de rug had. De stelling dat eiseres analfabeet zou zijn heeft verweerder om deze reden eveneens als ongeloofwaardig mogen verwerpen. Verweerder heeft verder niet ten onrechte kunnen stellen dat eiseres over de (redenen van de) voogdij dan wel verzorging door haar tante slechts vaag en summier heeft kunnen verklaren. Eiseres was op dat moment immers al zestien jaar oud. Verweerder heeft het verder ongeloofwaardig kunnen achten dat eiseres door haar tante stelselmatig zou zijn mishandeld. Daargelaten dat eiseres geen documenten heeft overgelegd ter staving van dit aspect van haar relaas, is de gestelde negatieve houding van haar tante jegens haar niet te rijmen met het feit dat eiseres jarenlang niet-verplicht passend onderwijs en medische zorg heeft kunnen genieten. Ook heeft verweerder het vreemd kunnen vinden dat eiseres niet meer kan vertellen over de potentiële huwelijkskandidaat aan wie haar tante haar zou hebben uitgehuwelijkt en die haar heeft misbruikt. Zo weet eiseres niet de voornaam of leeftijd van deze persoon te noemen. Niet valt in te zien dat eiseres niet heeft geprobeerd, bijvoorbeeld via haar oom of mensen van de kerk, meer informatie te vergaren over deze man met wie zij tegen haar zin moest trouwen en die haar tot drie keer toe seksueel zou hebben misbruikt. De ter zitting door de gemachtigde van eiseres overgelegde brief van een maatschappelijk werker van Bartimeus en de email van Thuisbegeleiding zorgkompas, leiden niet tot een ander oordeel. Deze bevestigen enkel de door verweerder al geconstateerde en geloofwaardig geachte visuele beperking van eiseres en werpen geen ander licht op het vermogen van eiseres om al dan niet op een consistente wijze inhoudelijk te kunnen verklaren over bepaalde zaken. Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voorts terecht geconcludeerd dat eiseres evenmin aannemelijk heeft gemaakt in het algemeen als vrouw met een visuele handicap in Zimbabwe een reëel risico te lopen op vervolging in de zin van het vluchtelingenverdrag dan wel een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Uit de door eiseres overgelegde bronnen blijkt weliswaar dat vrouwen en gehandicapten het niet altijd even makkelijk hebben en ook discriminatie kunnen ondervinden in Zimbabwe, maar niet dat sprake is van stelselmatige discriminatie waardoor het leven onmogelijk wordt gemaakt. Bovendien heeft eiseres ook zelf verklaard geen (ernstige) problemen te hebben ondervonden, anders dan de ongeloofwaardig geachte behandeling en uithuwelijking door haar tante. Dit blijkt ook uit het feit dat eiseres is geholpen en gesteund door haar school en de kerk en het feit dat eiseres in Zimbabwe scholing en medische zorg heeft genoten. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven zien een vergunning op humanitaire gronden te verlenen.
7. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt in aanmerking te komen voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. Nu aan deze conclusie mede ten grondslag ligt dat eiseres kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse en/of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, heeft verweerder reeds hierom de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voorts in het bestreden besluit terecht geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt in aanmerking te komen voor de ambtshalve verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft in de zienswijze immers in het geheel geen feiten of omstandigheden aangedragen in het kader van artikel 8 van het EVRM.
9. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft geconcludeerd dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat haar uitstel van vertrek dient te worden verleend vanwege haar medische omstandigheden. Daarbij heeft verweerder terecht overwogen dat niet is gebleken dat vliegmaatschappijen blinde passagiers geen begeleiding kunnen geven tijdens de vliegreis en dat eiseres haar depressieve klachten tijdens de besluitvormingsfase niet heeft onderbouwd. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres in beroep aanvullende medische informatie ter kennisname heeft overgelegd in het kader van de indiening op 7 augustus 2018 van een separate aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000. Nu verweerder deze aanvraag in behandeling heeft genomen, ziet de rechtbank geen aanleiding deze stukken in deze procedure bij haar oordeel te betrekken.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.D. Gunster, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.