ECLI:NL:RBDHA:2018:10795
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Zimbabwaanse vrouw met visuele handicap en beschuldigingen van mishandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Zimbabwaanse vrouw die asiel had aangevraagd in Nederland. De vrouw, geboren in 1994, heeft aangevoerd dat zij blind is en na het overlijden van haar moeder door haar tante is mishandeld en gedwongen tot een uithuwelijking. Na meerdere keren seksueel misbruikt te zijn door de beoogde echtgenoot, is zij naar Zuid-Afrika gevlucht en later naar Nederland gereisd om asiel aan te vragen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vrouw's asielrelaas als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank heeft de gronden van beroep van de vrouw, die onder andere haar handicap en de omstandigheden in Zimbabwe aanhaalde, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Zimbabwe een reëel risico loopt op vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.