In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin verweerder heeft besloten de asielaanvraag van eiser verder te behandelen in de verlengde asielprocedure. Eiser heeft op 28 november 2017 een asielaanvraag ingediend, waarna verweerder op 10 januari 2018 heeft besloten dat de aanvraag binnen zes maanden zal worden behandeld. Dit besluit werd genomen omdat nader onderzoek door de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen (UNHCR) nog moest plaatsvinden. De termijn voor de asielaanvraag werd op 8 mei 2018 met negen maanden verlengd, omdat er complexe feitelijke en juridische kwesties aan de orde waren.
Eiser heeft op 22 juni 2018 verweerder in gebreke gesteld, stellende dat de beslistermijn op 30 mei 2018 was verstreken. Verweerder betwistte dit en stelde dat de beslistermijn pas op 27 februari 2019 verstrijkt. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur is, omdat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat verweerder zich voldoende gemotiveerd heeft opgesteld en dat de verlenging van de beslistermijn gerechtvaardigd was, gezien de complexiteit van het UNHCR-onderzoek.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling prematuur was. Tevens merkt de rechtbank op dat na ontvangst van het uiteindelijke onderzoeksresultaat van het UNHCR, verweerder heeft aangegeven dat de besluitvorming zo spoedig mogelijk zal worden voortgezet. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend.