ECLI:NL:RBDHA:2018:10778

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
7 september 2018
Zaaknummer
NL18.13818
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van verantwoordelijkheidscriteria van Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien de eiser daar eerder asiel had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de eiser ongegrond was, omdat de gronden van het beroep nagenoeg gelijk waren aan de eerder ingediende zienswijze. De rechtbank stelde vast dat de Duitse autoriteiten op 20 juli 2018 akkoord waren gegaan met het verzoek om de eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die aanleiding zouden moeten geven om het asielverzoek van de eiser in behandeling te nemen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en het proces-verbaal is digitaal ondertekend. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.13818
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. A.I. Engelsman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL18.13819, plaatsgevonden op 16 augustus 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn na afmelding niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser omdat hij daar eerder asiel heeft aangevraagd. Verweerder heeft de Duitse autoriteiten verzocht eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening [1] . De Duitse autoriteiten zijn hiermee akkoord gegaan op 20 juli 2018.
2. De rechtbank stelt vast dat eisers beroep een herhaling is van wat ook in de zienswijze naar voren is gebracht. In het bestreden besluit is gemotiveerd ingegaan op de zienswijze en eiser onderbouwt in beroep niet waarom hij zich met die motivering niet zou kunnen verenigen. Reeds om die reden heeft eisers beroep geen kans van slagen.
3. Ook eisers stelling dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding zouden moeten geven om het asielverzoek van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen is niet onderbouwd, zodat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien het asielverzoek van eiser aan zich te trekken.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 16 augustus 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend