ECLI:NL:RBDHA:2018:10776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
7 september 2018
Zaaknummer
18 / 3783
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake identiteit en nareis van Eritrese eiseres

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan in een beroep van een Eritrese eiseres tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, maar haar aanvraag was afgewezen omdat zij haar identiteit niet kon aantonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres geen officiële documenten heeft overgelegd die haar identiteit kunnen bevestigen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen officiële documenten kan overleggen. De rechtbank verwijst naar een ambtsbericht waaruit blijkt dat alle Eritreeërs ouder dan achttien jaar in het bezit moeten zijn van een identiteitskaart. De eiseres heeft geen verschoonbare redenen gegeven voor het ontbreken van deze documenten, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de identiteit van de eiseres niet vaststaat. Hierdoor kan ook de feitelijke gezinsband met de referent niet worden vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/3783

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2018 in de zaak tussen

[naam 1] eiseres,
gemachtigde: mr. F.A. van den Berg,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 2 mei 2018 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig [naam 2] (referent) en Z. Hayle (tolk).

Overwegingen

Eiseres heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Op 15 september 2015 heeft referent, de gestelde echtgenoot van eiseres, namens haar een aanvraag ingediend tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Op 11 mei 2016 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser daartegen ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiseres haar identiteit niet heeft aangetoond zodat zij reeds daarom niet in aanmerking komt voor een mvv. Omdat de identiteit van eiseres niet vast is komen staan, kan de feitelijke gezinsband tussen haar en referent evenmin worden vastgesteld. Bovendien is de door eiseres overgelegde kerkelijke huwelijksakte vals bevonden.
Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Sinds november 2017 hanteert verweerder een nieuw beoordelingskader voor nareisaanvragen. In de uitspraak van 16 mei 2018 [1] heeft de Afdeling [2] geoordeeld dat dit kader in overeenstemming is met artikel 11, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn [3] . Een vreemdeling moet zowel de gestelde familierelatie met de desbetreffende referent als zijn identiteit aantonen met officiële documenten. Indien een vreemdeling stelt dat hij geen officiële documenten kan overleggen, moet hij dit aannemelijk maken. Als die vreemdeling dit aannemelijk heeft gemaakt, betrekt verweerder onofficiële documenten bij zijn beoordeling en kan hij aanvullend onderzoek aanbieden. Als die vreemdeling dit niet aannemelijk heeft gemaakt maar wel één of meer onofficiële documenten heeft overgelegd, betrekt verweerder deze onofficiële documenten bij zijn beoordeling. Deze documenten kunnen verweerder aanleiding geven om de desbetreffende vreemdeling aanvullend onderzoek aan te bieden.
5. Vast staat dat eiseres geen officiële documenten heeft overgelegd die haar identiteit kunnen aantonen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij geen officiële documenten kan overleggen. Eiseres was meerderjarig en woonde in de stad Asmara toen zij Eritrea verliet. Uit het ambtsbericht [4] blijkt dat alle Eritreeërs die ouder zijn dan achttien jaar in het bezit moeten zijn van een identiteitskaart. Voorts staat in dit ambtsbericht vermeld dat iedereen in de steden een identiteitsdocument heeft. Verweerder heeft eiseres niet hoeven volgen in haar betoog dat ze geen identiteitskaart kon aanvragen omdat ze dan riskeerde haar dienstplicht te moeten vervullen en een boete of gevangenisstraf te krijgen. Uit het ambtsbericht [5] blijkt immers dat getrouwde vrouwen normaal gesproken ontheffing krijgen voor het militaire deel van de dienstplicht. Ook tijdens het identificerend gehoor op 7 februari 2018 op de Nederlandse ambassade in Khartoem heeft eiseres geen verschoonbare redenen genoemd waarom zij geen officiële identiteitsdocumenten kan overleggen. Dat eiseres en referent consistent hebben verklaard over de identiteit van eiseres, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verder overweegt de rechtbank, anders dan eiseres in beroep heeft betoogd, dat verweerder het door haar overgelegde onofficiële document (een kopie van een Soedanees pasje) wel degelijk bij zijn beoordeling heeft betrokken. Nu onduidelijk is op basis van welke documenten de Soedanese autoriteiten dit pasje hebben afgegeven, heeft verweerder daar echter geen doorslaggevende waarde aan hoeven toekennen.
6. Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres haar identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt en dat daarmee de feitelijke gezinsband ook niet vast is komen te staan. Aan een bespreking van de beroepsgronden over de overgelegde huwelijksakte komt de rechtbank daarom niet toe.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
3.Richtlijn 2003/86/EG
4.Algemeen Ambtsbericht Eritrea van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 6 februari 2017, pagina 21
5.pagina 67