ECLI:NL:RBDHA:2018:10748
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres tot wijziging van haar verblijfsvergunning. Eiseres, geboren in 1981 met de Marokkaanse nationaliteit, had op 20 mei 2016 een aanvraag ingediend voor wijziging van haar verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 1 juli 2016 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar op 30 januari 2017 niet-ontvankelijk, omdat eiseres de gronden van het bezwaar niet tijdig had ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres meerdere keren in de gelegenheid is gesteld om de gronden van haar bezwaar in te dienen, maar dat zij hier geen gebruik van heeft gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard op basis van de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres voerde aan dat zij meer tijd had moeten krijgen om haar gronden in te dienen, gezien de verwevenheid van haar zaak met die van haar echtgenoot, die ook een procedure had lopen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris de juiste procedure heeft gevolgd en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar verzuim te herstellen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.