ECLI:NL:RBDHA:2018:10744
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsvergunning regulier en schending van de hoorplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser, een Iraanse nationaliteitdrager, had op 26 april 2016 een aanvraag ingediend als familie- of gezinslid bij zijn referente. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvraag op 28 juni 2016 afgewezen, met als reden dat eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet vrijgesteld was van het mvv-vereiste. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 15 december 2016 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 8 november 2017 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Eiser betoogde dat hij en zijn referente ten onrechte niet waren gehoord in de bezwaarfase en dat verweerder het toetsingskader van de Gezinsherenigingsrichtlijn niet correct had toegepast. Eiser voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren, zoals zijn bekering tot het christendom en de medische klachten van referente, die niet in de beoordeling waren meegenomen. De rechtbank heeft overwogen dat de hoorplicht een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftenprocedure is en dat er in dit geval sprake was van een schending van deze hoorplicht.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1002,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.