ECLI:NL:RBDHA:2018:10704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
18 / 2743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 13 augustus 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Berg, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovacs. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van 22 maart 2018, waarbij de aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) voor zijn dochter, referente, werd afgewezen. De behandeling van het beroep vond plaats op 6 augustus 2018, waarbij de zoon van eiser en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat referente, geboren op [geboortedatum 3], in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt dat referente ten onrechte niet als alleenstaande minderjarige is aangemerkt, omdat zij bij haar biologische moeder woont, die geen gezag over haar heeft. De staatssecretaris heeft echter overwogen dat referente niet voldoet aan de definitie van alleenstaande minderjarige volgens de Gezinsherenigingsrichtlijn, omdat zij samen met haar moeder Nederland is binnengekomen en niet zonder begeleiding van een verantwoordelijke volwassene is aangekomen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat referente niet onder de relevante definities valt. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2018, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/2743

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,
gemachtigde: mr. F.A. van den Berg,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 maart 2018 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2018. De zoon van eiser, [naam 2] , is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig C. Atrushi, tolk Arabisch. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Referente, [naam 3] , geboren [geboortedatum 3] , is in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), met ingang van 8 september 2016.
2. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] . Op 2 december 2016 heeft referente ten behoeve van eiser, haar vader, een aanvraag ingediend tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Bij besluit van 15 augustus 2017 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
3. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen de afwijzing kennelijk ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat referente niet als een alleenstaande minderjarige aangemerkt wordt, op grond waarvan een afgeleide verblijfsvergunning verkregen kan worden. Zij is samen met haar biologische moeder [naam 4] - de ex-echtgenote van eiser - Nederland ingereisd en zij woont bij haar. Zij is niet zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van Nederland aangekomen. Referente voldoet derhalve niet aan de definitie van artikel 2, aanhef en onder f, van Richtlijn 2003/86/EG (de Gezinsherenigingsrichtlijn).
4. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat verweerder referente ten onrechte niet aanmerkt als een alleenstaande minderjarige in de zin van artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Zij woont weliswaar bij haar biologische moeder, maar die heeft geen gezag over haar. Dat berust volgens artikel 170 van de
Syrian Law of Personal Status(SLPS) bij de vader. Eiser verwijst ter onderbouwing van deze stelling tevens naar de dissertatie van E. van Eijk ’Family law in Syria’ en de landeninformatie van de kennisbank Burgerzaken. Daarbij komt dat referente in het land van herkomst altijd bij haar vader, stiefmoeder en halfzusje heeft gewoond. Het is in haar belang dat zij herenigd wordt met dit gezin. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn heeft zij recht op gezinshereniging.
5. Verweerder handhaaft zijn standpunt in het verweerschrift. Aanvullend heeft verweerder opgemerkt dat referente niet onder de categorieën, genoemd in artikel 4 van de Gezinsherenigingsrichtlijn valt. Verder is de gezagsregeling niet relevant. Van belang is dat referente samen met een verantwoordelijke volwassene Nederland is binnengekomen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c van de Vw kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de ouders van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling, indien die vreemdeling een alleenstaande minderjarige is in de zin van artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend.
7. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn is alleenstaande minderjarige een onderdaan van een derde land of een staatloze jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat, of een minderjarige die zonder begeleiding wordt achtergelaten nadat hij op het grondgebied van de lidstaat is aangekomen.
8. In geschil is of referente is aan te merken als een alleenstaande minderjarige. Met andere woorden: in geschil is of de biologische moeder van referente, met wie zij Nederland is ingereisd, en bij wie zij sindsdien heeft verbleven, is aan te merken als een krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene, in de zin van artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
9. Uit het thematisch ambtsbericht documenten in Syrië van de minister van Buitenlandse Zaken van 9 oktober 2017, p. 26, blijkt dat na echtscheiding de wettelijke voogd van een kind in de regel de vader is, maar de moeder de rechtmatige verzorgende van haar zoon is totdat hij de leeftijd van dertien jaar bereikt, en van haar dochter totdat zij de leeftijd van vijftien jaar bereikt (
hadana). Dit wordt bevestigd door de door eiser overgelegde landeninformatie van de kennisbank Burgerzaken, waarin wordt verwezen naar de artikelen 146 en 147 van de SLPS.
10. Verder blijkt uit het thematisch ambtsbericht, p. 26, dat in het algemeen in Syrië alleen de wettelijke voogd of toezichthouder (
wali) met een kind het land kan uitreizen. De rechtmatige verzorgende, de moeder, kan alleen met een schriftelijke verklaring van de wettelijke voogd, die is bekrachtigd door een sharia-rechtbank, met het kind het land uitreizen. De biologische moeder heeft in dit verband in haar asielprocedure tijdens het nader gehoor (p. 4) verklaard dat haar ex-man een papier heeft getekend, door de rechtbank bekrachtigd, zodat zij samen met haar dochter Syrië legaal kon verlaten.
11. Uit deze Syrische regels leidt de rechtbank af dat niet alleen de vader van referente, maar ook haar biologische moeder aangemerkt kan worden als ‘een krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene’. Referente valt daardoor niet onder de definitie van alleenstaande minderjarige , zoals geformuleerd in artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. En dat betekent dat eiser niet valt onder de categorie gezinsleden, genoemd in artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw.
12. Referente valt evenmin onder de categorieën gezinsleden genoemd in artikel 4 van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
13. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken 13 augustus 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.