ECLI:NL:RBDHA:2018:10620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning wegens gebruikelijke zorg of mantelzorg

Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die lijdt aan schizofrenie, en het college van burgemeester en wethouders van Delft. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de ondersteuning die haar ex-partner [X] verleent, kan worden aangemerkt als gebruikelijke zorg of mantelzorg, waardoor er geen recht op de gevraagde maatwerkvoorziening bestaat. Eiseres had eerder ook al een aanvraag gedaan die was afgewezen, en de rechtbank volgde de conclusie van verweerder dat de zorgbehoefte van eiseres niet wezenlijk was gewijzigd ten opzichte van de eerdere aanvraag. Eiseres betoogde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, maar de rechtbank oordeelde dat de Wmo-rapportage van verweerder voldoende zorgvuldig was en dat de conclusies inzichtelijk waren gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/2223

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2018 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.G. Groen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: J.A. Pieter).

Procesverloop

Bij besluit van 18 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) en haar een maandelijkse financiële tegemoetkoming toegekend.
Bij besluit van 20 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2018. Eiseres is verschenen, vergezeld door [X] en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is bekend met schizofrenie. Zij woont samen met haar ex-partner [X] ([X]) en wordt door hem ondersteund. In mei 2014 heeft zij een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Die aanvraag is afgewezen en deze afwijzing is in bezwaar gehandhaafd. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank van 22 december 2016 ongegrond verklaard (ECLI:NL:RBDHA:2016:16051).
1.1.
Op 8 maart 2017 heeft eiseres andermaal bij verweerder gemeld dat zij behoefte heeft aan ondersteuning op grond van de Wmo. Haar zorgbehoefte is nader toegelicht in een Pgb-plan. Verweerder heeft eiseres en [X] bezocht en de bevindingen van dit huisbezoek vastgelegd in een Wmo-rapportage van 22 augustus 2017. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen, waarmee de aanvraag van eiseres om een maatwerkvoorziening is afgewezen en haar een maandelijkse financiële tegemoetkoming is toegekend voor enkele activiteiten om eiseres een zinvolle dagbesteding te bieden en te kalmeren. Dit besluit is met het bestreden besluit gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat de ondersteuning die [X] verleent, kan worden aangemerkt als gebruikelijke zorg of als mantelzorg. Voor toekenning van de gevraagde maatwerkvoorziening is volgens verweerder daarom geen plaats.
3. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd is. Zij stelt dat zij een ernstige psychiatrische aandoening heeft die haar beperkt in haar dagelijks functioneren. Volgens eiseres mist verweerder de deskundigheid om haar beperkingen te beoordelen en bevat de Wmo-rapportage die naar aanleiding van haar aanvraag is opgesteld, diverse onzorgvuldigheden en onjuistheden. Eiseres voert aan dat verweerder een deskundige had moeten inschakelen om haar te onderzoeken en verzoekt de rechtbank om dit alsnog te doen.
Verder betoogt eiseres dat de ondersteunende werkzaamheden van [X] zeer intensief en belastend voor hem zijn en dat deze daarom niet kunnen worden beschouwd als gebruikelijke zorg of mantelzorg. [X] zou voor deze werkzaamheden dan ook de maximale vergoeding op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Delft moeten ontvangen, aldus eiseres.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Ingevolge artikel 1.1.1 van de Wmo, wordt verstaan onder gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder mantelzorg wordt verstaan: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Ingevolge artikel 1.2.1, aanhef en onder a, van de Wmo, komt een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie,
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo, voor zover hier van belang, beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
4.2.
Niet in geschil is dat eiseres sinds 1982 bekend is met psychische problemen en dat zij als gevolg daarvan beperkingen ondervindt in haar zelfredzaamheid en participatie.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat verweerder haar psychische problemen heeft onderschat. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Wmo‑rapportage van verweerder op dit vlak onzorgvuldigheden of onjuistheden bevat. Blijkens de Wmo-rapportage gaat verweerder ervan uit dat eiseres chronisch psychotisch is, dat zij op het gebied van medicatie is uitbehandeld en dat zij zonder ondersteuning niet thuis kan blijven wonen. Aan de brief van psychiater Setteur die eiseres heeft overgelegd, komt niet het door haar gewenste gewicht toe. In die brief worden de aard, de ernst en het verloop van de psychische klachten van eiseres geschetst, maar uit deze brief kan niet worden afgeleid dat verweerder deze klachten te licht heeft ingeschat. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar standpunt dat verweerder een deskundige had moeten benoemen om haar psychische klachten nader te onderzoeken. Voor het alsnog benoemen van een deskundige door de rechtbank bestaat evenmin aanleiding.
4.3.
Uit het Pgb-plan dat eiseres heeft opgesteld, volgt dat zij problemen ondervindt op de gebieden financiën, lichamelijke en geestelijke gezondheid, sociaal netwerk, dagbesteding, maatschappelijke participatie en activiteiten dagelijks leven. Zij wil bij [X] zorg inkopen om haar angsten en spanningen te verminderen, haar dagelijks welzijn te bevorderen en om thuis te kunnen blijven wonen.
Verweerder heeft de zorgbehoefte van eiseres onderzocht in de Wmo-rapportage van 22 augustus 2017. Bij het opstellen daarvan heeft verweerder zowel geput uit de gegevens die reeds bij hem bekend waren in verband met de eerdere aanvraag van eiseres als uit de informatie die is verkregen bij het huisbezoek aan eiseres en [X]. Daarnaast heeft verweerder informatie ingewonnen bij de behandelend psychiater van eiseres. Verweerder heeft vastgesteld dat de situatie van eiseres niet wezenlijk is gewijzigd ten opzichte van haar situatie ten tijde van haar vorige aanvraag. Eiseres kan alleen functioneren als zij wordt ondersteund en zij accepteert uitsluitend ondersteuning van [X]. Die ondersteuning betreft het dagelijks functioneren van eiseres, waaronder haar begeleiding, het houden van toezicht, het verzorgen van post en administratie en het doen van boodschappen. Daarnaast onderneemt [X] activiteiten met eiseres om haar af te leiden en te kalmeren. Ongeveer één keer per week moet [X] ’s avonds of ’s nachts ingrijpen als eiseres een episode van extreme onrust doormaakt. Het komt tevens regelmatig voor dat hij contact moet opnemen met de crisisdienst.
4.3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de Wmo-rapportage van verweerder voldoende zorgvuldig voorbereid en zijn de hierin vervatte conclusies op een inzichtelijke wijze gemotiveerd. Dat eiseres meer of andere ondersteuning nodig heeft dan verweerder heeft aangenomen, is niet aannemelijk geworden. In haar uitspraak van 22 december 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat deze ondersteuning kan worden aangemerkt als gebruikelijke zorg. De rechtbank ziet geen aanleiding om thans anders te oordelen. Niet in geschil is dat de ondersteunende taken een groot beslag leggen op [X] en voor hem intensief en belastend zijn, maar die omstandigheid is onvoldoende voor het oordeel dat de geboden ondersteuning in haar algemeenheid uitstijgt boven hetgeen naar algemene opvattingen in redelijkheid van een huisgenoot mag worden verwacht. Indien dit in voorkomende gevallen anders mocht zijn, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van het bieden van mantelzorg. Ook in dat geval komt eiseres op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo, niet in aanmerking voor de verzochte maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb.
4.4.
Dat eiseres meer financiële armslag wenst om [X] in staat te stellen meer activiteiten met haar te ondernemen is invoelbaar, maar die omstandigheid levert binnen het stelsel van de Wmo geen grond op voor toekenning van een pgb. Verweerder heeft getracht eiseres hierin tegemoet te komen door het toekennen van een maandelijkse financiële vergoeding op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Delft. Ter zitting heeft eiseres betwist dat deze vergoeding volstaat, maar zij heeft dit standpunt niet nader gemotiveerd aan de hand van concrete en verifieerbare gegevens. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot de toegekende vergoeding heeft kunnen besluiten.
4.5.
Uit hetgeen is overwogen onder 4.3.1 volgt dat verweerder de aanvraag van eiseres om een pgb terecht heeft afgewezen. Dat betekent dat niet wordt toegekomen aan haar standpunt dat [X] voor zijn ondersteuning recht heeft op de maximale vergoeding uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning Delft. Nu verweerder het aangevraagde pgb heeft mogen weigeren, kan de gewenste hoogte hiervan immers in het midden blijven.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van F.M.J. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.