ECLI:NL:RBDHA:2018:10565
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en hoorplicht in belastingzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde B. de Jong LL.B., en de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe Rijnland. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 9 januari 2018 was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet op de uitnodiging voor de hoorzitting is verschenen, ondanks dat deze op correcte wijze was verzonden. De rechtbank oordeelt dat de uitnodiging tijdig en op het juiste adres is aangeboden, en dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij de uitnodiging niet heeft ontvangen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de heffingsambtenaar eiseres bij brieven van 2 en 14 februari 2018 had uitgenodigd om gehoord te worden, maar dat eiseres hierop niet heeft gereageerd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht heeft afgezien van het horen van eiseres, omdat er geen feiten zijn gesteld die de ontvangst van de brieven redelijkerwijs kunnen betwijfelen. Eiseres heeft in haar bezwaar enkel gesteld dat er sprake was van laden en lossen, maar heeft dit niet onderbouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2018, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.