ECLI:NL:RBDHA:2018:10565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en hoorplicht in belastingzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde B. de Jong LL.B., en de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe Rijnland. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 9 januari 2018 was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet op de uitnodiging voor de hoorzitting is verschenen, ondanks dat deze op correcte wijze was verzonden. De rechtbank oordeelt dat de uitnodiging tijdig en op het juiste adres is aangeboden, en dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij de uitnodiging niet heeft ontvangen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de heffingsambtenaar eiseres bij brieven van 2 en 14 februari 2018 had uitgenodigd om gehoord te worden, maar dat eiseres hierop niet heeft gereageerd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht heeft afgezien van het horen van eiseres, omdat er geen feiten zijn gesteld die de ontvangst van de brieven redelijkerwijs kunnen betwijfelen. Eiseres heeft in haar bezwaar enkel gesteld dat er sprake was van laden en lossen, maar heeft dit niet onderbouwd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2018, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/4140

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

28 augustus 2018 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [plaats], eiseres(gemachtigde: B. de Jong LL.B.),

en

de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe Rijnland, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 14 mei 2018 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (het bestreden besluit).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2018.
Namens verweerder zijn ter zitting verschenen mr. J.I. van der Zanden en R. Gangadien.
De gemachtigde van eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 23 juli 2018 aan het postadres van gemachtigde, [postadres] te [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De gemachtigde is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 24 juli 2018 door de gemachtigde op het afleveradres is afgehaald, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres heeft tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 9 januari 2018 bezwaar gemaakt en heeft daarbij verzocht gehoord te worden.
2. Bij brieven van 2 februari 2018 en 14 februari 2018 (de brieven) heeft verweerder eiseres verzocht om contact op te nemen om aan te geven wanneer zij gehoord wenste te worden.
3. Na het uitblijven van een reactie heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat niet gebleken is dat er sprake was van laden of lossen.
4. In geschil is of eiseres in bezwaar had moeten worden gehoord. Eiseres verzoekt om terugverwijzing naar verweerder.
5. Eiseres betwist dat zij de brieven van verweerder heeft ontvangen waardoor verweerder haar ten onrechte niet heeft gehoord.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift heeft verzocht om te worden gehoord. Ingevolge artikel 25 , eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt uitsluitend in dat geval een hoorzitting belegd in belastingzaken.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres bij brieven van 2 februari 2018 en 15 februari 2018 heeft uitgenodigd om te worden gehoord. Eiseres heeft hier niet op gereageerd.
8. De rechtbank overweegt dat in het geval van niet aangetekende verzending van een besluit of een ander rechtens van belang zijnd document, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of ander relevant document op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Indien het bestuursorgaan de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde voormeld vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe dient de geadresseerde feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
9. Verweer heeft de werking van de verzendadministratie toegelicht. Met deze toelichting en de daartoe behorende overzichten acht de rechtbank het aannemelijk dat de brieven zijn verzonden. De rechtbank acht het verder aannemelijk dat de brieven naar het juiste adres van eiseres zijn verzonden, nu verweerder heeft aangegeven dat de brieven naar het adres dat in het bezwaarschrift is vermeld zijn gestuurd en eiseres op dit adres in de Basisregistratie personen staat ingeschreven. Nu verweerder de verzending van de brieven naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, is het aan eiseres om feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Dergelijke feiten zijn niet gesteld. De rechtbank acht ook niet aannemelijk dat beide brieven in het ongerede zouden zijn geraakt, terwijl de overige post van verweerder wel is ontvangen. Verweerder heeft er daarom terecht van afgezien eiseres te horen.
10. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Nu eiseres in bezwaar alleen heeft gesteld dat er sprake was van laden en lossen en dit standpunt op geen enkele wijze tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure heeft onderbouwd en niet ter zitting is verschenen, heeft zij blijkbaar om haar moverende redenen van de haar ten dienste staande beroepsmogelijkheid afgezien.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.J.P. Nevens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.