6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door op het schoolplein van het Scala College twee messen te tonen en de woorden toe te voegen: ‘Kom dan’, ‘Kanker’ en ‘Stelletjes kut kinderen’ De rechtbank begrijpt dat deze bedreiging samenhangt met bestaande spanningen en/of conflicten tussen de verdachte en een groep jongeren waar de slachtoffers deel van uitmaken. Niettemin heeft de verdachte met zijn gedragingen de grens van het toelaatbare ver overschreden. Het betreft een ernstig feit, waarbij de rechtbank de verdachte zwaar aanrekent dat een en ander plaatsvond op een moment waarop veel kinderen op het schoolplein aanwezig waren, waarvan waarschijnlijk de meesten niets te maken hebben met eerdergenoemde spanningen of conflicten. Door het openlijke karakter van het gebruikte geweld veroorzaken dergelijke feiten bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
18 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage betreffende verdachte d.d. 4 juni 2018 van drs. A. Banaei Kashani, psychiater met assistentie van C. van Beek. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Er is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie, een lichte verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en van een stoornis in het gebruik van cannabis en amfetamine. Ten tijde van het ten laste gelegde feit was dit eveneens aan de orde. Met name de verstandelijke beperking en zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis stonden ten tijde van en in aanloop tot het ten laste gelegde feit op de voorgrond, onderliggend was hij ook paranoïde. De verdachte was onvoldoende in staat om controle te houden over zijn gedrag vanwege zijn verstandelijke beperking waarna hij antisociaal, agressief gedrag heeft laten zien. De rapporteur adviseert om de verdachte bij een bewezenverklaring in verminderde mate toerekeningsvatbaar te verklaren. Om de behandeling te optimaliseren en de factoren die bijdragen aan decompensatie te minimaliseren (drugs en stress) is een klinische behandeling binnen strakke kaders noodzakelijk. De behandeling dient gericht te zijn op medicatie, maar ook op het aanleren van adequate coping en abstinentie van middelen. Pas daarna dient toegewerkt te worden naar een begeleide woonvorm, passend bij de verdachte.
Vanwege het recidiverende karakter, de maatschappelijke impact van het ten laste gelegde feit, de ernstige psychopathologie en de langdurige behandeling die nodig zal zijn bij de verdachte acht de rapporteur een terbeschikkingstelling met voorwaarden het meest passend, indien de strafmaat het toelaat. Een langer durend forensisch kader na een klinische opname is noodzakelijk om risico’s op gewelddadig gedrag te kunnen blijven monitoren. Mocht de verdachte in aanmerking komen voor bijzondere voorwaarden, wordt geadviseerd om het toezicht van de reclassering langer dan twee jaar te laten voortduren en ook dan te starten met een klinische plaatsing.
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage betreffende verdachte d.d. 31 mei 2018 van drs. R. Haveman, GZ-psycholoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Er is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie, zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is de verdachte bekend met jarenlang misbruik van middelen dat als een stoornis in het gebruik van middelen kan worden geclassificeerd (alcohol, cannabis en cocaïne). Deze stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en beïnvloedden deels de gedragskeuze van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit. De rapporteur adviseert om de verdachte bij een bewezenverklaring in verminderde mate toerekeningsvatbaar te verklaren. De verdachte is voor de langere termijn aangewezen op een beschermde woonvorm. Het is daarbij van belang dat hij medicatietrouw blijft. Middelengebruik moet zo veel als mogelijk ontmoedigd worden. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan hoeft de zorgintensiteit, op de langere termijn, niet heel groot te zijn en kan de verdachte een redelijke mate van zelfstandigheid aan. De verdachte is echter wel aangewezen op een vorm van continue begeleiding en toezicht. Geadviseerd wordt om de verdachte middels een gefaseerd traject richting een beschermde woonvorm te laten werken. Gelet op het feit dat de verdachte in het verleden diverse civielrechtelijke maatregelen heeft gehad en ook verschillende veroordelingen met bijzondere voorwaarden, moet geconcludeerd worden dat een langdurig toezicht wenselijk is. Indien dit vanuit het proportionaliteitsbeginsel voor de rechtbank mogelijk is wordt geadviseerd dit traject in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Dit borgt een langdurig traject en kan als een stevige stok achter de deur worden gezien. Indien de rechtbank van mening is dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden gelet op de aard van het ten laste gelegde als een te zware reactie kan worden gezien, rest slechts de mogelijkheid bovengenoemd traject in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank komt op grond van de rapportages van de psychiater en de psycholoog tot het oordeel dat verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is geweest ten tijde van het plegen van het feit.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het advies van GGZ Reclassering Fivoor van 6 augustus 2018. In het rapport wordt geadviseerd om de behandeling van de zaak aan te houden, opdat een maatregelenrapport kan worden opgevraagd, omdat reclasseringstoezicht in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden door de reclassering het meest passend wordt geacht.
De rechtbank is van oordeel – zoals de rechtbank ter terechtzitting van 21 augustus 2018 reeds heeft beslist – dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet in verhouding staat tot de ernst van het feit. De rechtbank zal, gelet op de inhoud van voormelde rapportages, bijzondere voorwaarden aan de verdachte opleggen. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de klinische behandeling die de verdachte momenteel ondergaat in het kader van een rechterlijke machtiging, wordt voortgezet en dat daarna toegewerkt wordt naar een verblijf in een begeleide woonvorm met dagbesteding.
De wens van de reclassering om de verdachte volledig abstinent te houden van middelen en hem mee te laten werken aan urinecontroles vindt geen basis in de Pro Justitia rapportages. De rechtbank zal deze voorwaarden derhalve niet aan de verdachte opleggen.
Straf
Bij de bepaling van de zwaarte van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat de slachtoffers zich ook niet onbetuigd hebben gelaten.
De rechtbank zal – gelet op het ingrijpende karakter van de bijzondere voorwaarden waaronder een klinische opname van de verdachte – deze gevangenisstraf gedeeltelijk voorwaardelijk opleggen. De rechtbank acht het voor de verdachte, maar zeker ook uit maatschappelijk oogpunt, van groot belang dat de verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen.