ECLI:NL:RBDHA:2018:10539
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstandsuitkering en toepassing kostendelersnorm in bestuursrechtelijke procedure
Op 5 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. de Kaste, en het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, vertegenwoordigd door A. Boere. De zaak betreft de herziening van de bijstandsuitkering van eiseres, die sinds 9 oktober 2015 een uitkering ontving op basis van de Participatiewet. Verweerder heeft op 13 oktober 2017 het recht op bijstand van eiseres gewijzigd naar 50% van de bijstandsnorm voor gehuwden en samenwonenden, en heeft een terugvordering ingesteld van te veel verstrekte bijstand over de periode van 1 januari 2017 tot 1 oktober 2017, tot een bedrag van € 2.474,04. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard op 6 februari 2018. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 25 juli 2018 heeft de rechtbank de feiten en omstandigheden beoordeeld. Eiseres betwistte dat haar dochter, die sinds 1 januari 2017 op een ander adres staat ingeschreven, haar hoofdverblijf bij haar moeder had. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van eiseres, die zij had afgelegd tijdens een gesprek met handhavingsmedewerkers, stand hield. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de dochter van eiseres nog steeds haar hoofdverblijf bij eiseres had, onderbouwd door de bevindingen van het huisbezoek en de aanwezigheid van persoonlijke spullen van de dochter in de woning van eiseres.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht de kostendelersnorm had toegepast en dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van haar feitelijke woonsituatie. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.