ECLI:NL:RBDHA:2018:10462
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese pleegkinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor drie Eritrese pleegkinderen. De aanvraag was ingediend door de referent, die de pleegvader van de kinderen is. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag afgewezen, omdat de familierelatie tussen de pleegkinderen en de referent niet voldoende was aangetoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent geen documenten heeft overgelegd die de voogdij of de familieband bevestigen, en dat er geen overlijdensverklaringen zijn overgelegd van de ouders van de kinderen, die volgens de referent zijn overleden. De rechtbank oordeelt dat de stelling van de referent dat het onmogelijk is om de gevraagde documenten te verkrijgen, niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.