ECLI:NL:RBDHA:2018:10461
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens onzorgvuldige besluitvorming en onvoldoende binding met land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Syrische nationaliteit houdende vrouw, en de Minister van Buitenlandse Zaken, vertegenwoordigd door de IND. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om haar broer in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd op 5 februari 2017 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 29 mei 2017 ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat het besluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er onjuistheden in de beoordeling waren opgenomen. Tijdens de zitting op 26 juli 2018 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukte dat zij in het verleden meerdere keren naar Nederland had gereisd en altijd tijdig was teruggekeerd naar Syrië. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit inderdaad niet zorgvuldig was genomen, omdat verweerder onjuistheden had erkend die de beoordeling van de aanvraag hadden beïnvloed. Desondanks besloot de rechtbank dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven, omdat verweerder de aanvraag ook op andere gronden had kunnen afwijzen, zoals het ontbreken van sociale en economische binding met het land van herkomst. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij tijdig naar Syrië zou terugkeren, ondanks haar familiebanden daar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht worden vergoed.