ECLI:NL:RBDHA:2018:10460
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door Eritrese vluchtelingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 augustus 2018, wordt het beroep van een groep Eritrese vluchtelingen behandeld die aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hebben ingediend in het kader van nareis. De aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de eisers hun identiteit en familierelatie met de referent niet voldoende hebben aangetoond. De rechtbank oordeelt dat de geboorteakten van enkele eisers ten onrechte niet zijn meegenomen in de besluitvorming, wat leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvragen niet wordt teruggedraaid, omdat de eisers niet hebben aangetoond hoe zij zonder officiële documenten hebben geleefd en er geen geldige toestemmingsverklaring van de biologische moeder is overgelegd. De rechtbank wijst erop dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat de situatie zich leent voor afzien van een hoorzitting. De rechtbank veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de eisers en bepaalt dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.