ECLI:NL:RBDHA:2018:10450
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid op grond van bescherming in Griekenland
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard zag. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet op de juiste grondslag was beoordeeld, aangezien hij in zijn aanvullende gronden van beroep had aangegeven dat zijn aanvraag gericht was op hereniging met zijn ouders en broers in het kader van nareis. De rechtbank stelde vast dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet gehouden was om de asielaanvraag inhoudelijk te toetsen, omdat eiser al internationale bescherming genoot in Griekenland. Dit was in overeenstemming met de Vreemdelingenwet en de Europese regelgeving, die beogen te voorkomen dat vreemdelingen in verschillende lidstaten asiel aanvragen.
De rechtbank overwoog verder dat eiser in Griekenland internationale bescherming had gekregen en dat er geen reden was om aan te nemen dat het voor hem niet redelijk zou zijn om naar Griekenland terug te keren. Eiser had in zijn beroepsgronden aangevoerd dat hij vreesde voor een schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Griekenland, omdat hij niet de noodzakelijke medische zorg zou krijgen. De rechtbank verwierp deze beroepsgrond, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die hadden vastgesteld dat de situatie voor statushouders in Griekenland niet zo slecht was dat er sprake was van extreme armoede of ontberingen.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter A.P. Hameete, in aanwezigheid van griffier L.W.F. van Deyzen. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.