ECLI:NL:RBDHA:2018:10442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6618
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht in rekening gebrachte aanmaningskosten bij naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de ontvanger van de Belastingdienst/Landelijk Incasso Centrum. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de daarbij opgelegde verzuimboete. De ontvanger handhaafde de naheffingsaanslag en de boetebeschikking bij uitspraak op bezwaar op 14 augustus 2017. Omdat de naheffingsaanslag onbetaald bleef, heeft de ontvanger op 29 augustus 2017 aanmaningskosten van € 7 in rekening gebracht. Eiseres maakte bezwaar tegen deze aanmaningskosten, maar de ontvanger handhaafde deze bij uitspraak op bezwaar op 3 oktober 2017. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet is verschenen op de zitting, ondanks dat zij tijdig en op de juiste wijze was uitgenodigd. De rechtbank oordeelde dat de uitnodigingen voor de zitting correct waren verzonden en dat de afwezigheid van eiseres voor haar rekening en risico kwam. De rechtbank heeft vervolgens de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waarbij het geschil zich beperkte tot de vraag of de aanmaningskosten terecht in rekening waren gebracht.

De rechtbank concludeerde dat de aanmaningskosten terecht waren opgelegd, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij om uitstel van betaling had gevraagd ten tijde van het in rekening brengen van de aanmaningskosten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 augustus 2018.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/6618

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [plaats] , eiseres

en
de ontvanger van de Belastingdienst/Landelijk Incasso Centrum, kantoor [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 22 februari 2017 tot en met 21 mei 2017 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd, alsmede bij beschikking een verzuimboete. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2017 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Wegens het onbetaald blijven van de naheffingsaanslag heeft verweerder op 29 augustus 2017 een aanmaning verzonden waarbij € 7 aanmaningskosten in rekening zijn gebracht.
Eiseres heeft bij brief van 11 september 2017 bezwaar gemaakt tegen de op de naheffingsaanslag met het aanslagnummer [aanslagnummer] in rekening gebracht aanmaningskosten.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 oktober 2017 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2018.
Verweerder is niet ter zitting verschenen, hoewel tijdig en op de juiste wijze uitgenodigd. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brieven van 16 mei 2018, verzonden naar het adres [adres] te [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.
De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Uit de – kennelijk door medewerkers van PostNL – geplaatste aantekeningen op die enveloppe, die door de griffier in het dossier is gevoegd, leidt de rechtbank af dat de postbezorger van PostNL geen gehoor heeft gekregen op genoemd adres, dat hij toen daar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de brief op het – kennelijk in die mededeling genoemde – afhaallocatie kon worden afgehaald, en dat PostNL de enveloppe heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier. Blijkens de elektronisch geraadpleegde gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat eiseres sinds 21 oktober 2015 ingeschreven op genoemd adres. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekende brief van 6 juni 2018, verzonden aan eiseres op dat adres, nogmaals uitgenodigd voor de zitting. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat eiseres ook deze laatste uitnodiging niet op de afhaallocatie heeft afgehaald thans voor haar rekening en risico dient te komen. De rechtbank is aldus van oordeel dat eiseres tijdig en op de juiste wijze is uitgenodigd.

Overwegingen

Feiten
1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 22 februari 2017 tot en met 21 mei 2017 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd, alsmede bij beschikking een verzuimboete. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2017 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
3. Wegens het onbetaald blijven van de naheffingsaanslag heeft verweerder op
29 augustus 2017 een aanmaning verzonden waarbij € 7 aanmaningskosten in rekening zijn gebracht. Vervolgens is verweerder overgegaan tot de uitvaardiging van een dwangbevel, waarvan de daaraan verbonden kosten zijn komen te vervallen.

Geschil4. In geschil is daarom alleen of terecht aanmaningskosten in rekening zijn gebracht.

5. Eiseres stelt dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij op het moment van het opleggen van de aanslag geen houdster meer was van de personenauto van het merk Renault met het kenteken [kenteken] (het motorrijtuig), Zij is nooit door de Rijksdienst wegverkeer geïnformeerd dat het kenteken niet was overgeschreven.
6. Verweerder stelt dat de aanmaningskosten terecht in rekening zijn gebracht.
Beoordeling van het geschil
7. Artikel 11, van de Invorderingswet 1990 bepaalt dat indien de belastingschuldige een belastingaanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt, de ontvanger hem schriftelijk aanmaant om alsnog binnen twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen.
8. Aan het verzenden van een aanmaning zijn voor de belastingschuldige vervolgingskosten verbonden. De hoogte van de aan de belastingschuldige in rekening te brengen kosten zijn geregeld in artikel 2 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.
9. De rechtbank is van oordeel dat de aanmaningskosten terecht in rekening gebracht zijn gebracht. Niet is gebleken dat eiseres om uitstel van betaling heeft gevraagd ten tijde van het in rekening brengen van de aanmaningskosten. Eiseres heeft weliswaar uitstel van betaling gevraagd en verkregen in verband met een bezwaarschrift gericht tegen de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting, aanslagnummer [aanslagnummer] , maar dit uitstel is daarna van rechtswege vervallen als gevolg van de gedane uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2017 tegen de naheffingsaanslag. De omstandigheid dat eiseres een verzoek heeft ingediend om het motorvoertuig van haar naam te halen maakt dit niet anders nu uit de door eiseres overgelegde brief van 6 december 2016 blijkt dat de Rijkdienst voor het wegverkeer dit verzoek niet in behandeling kon nemen wegens het ontbreken van een vrijwaringsbewijs.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.J.P. Nevens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
2 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.