ECLI:NL:RBDHA:2018:10440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1522
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; vertrouwen in aangifteprogramma

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer, en de inspecteur van de Belastingdienst over een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015. Eiser had een aangifte gedaan met een verzamelinkomen van € 21.770 en maakte aanspraak op de zelfstandigenaftrek en aftrek wegens betaalde alimentatie. De inspecteur heeft echter bij brief van 30 mei 2017 aangegeven af te wijken van de aangifte, omdat eiser niet in aanmerking kwam voor de zelfstandigenaftrek en de aftrek wegens alimentatie. De aanslag werd uiteindelijk vastgesteld op € 27.104.

Eiser stelde dat hij vertrouwen had ontleend aan het aangifteprogramma van de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelde dat dit vertrouwen niet gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat het recht op aftrekken wordt bepaald door de wet en niet door het aangifteprogramma. Eiser kon niet aantonen dat hij recht had op de gevraagde aftrekken, en de rechtbank concludeerde dat de aanslag terecht was opgelegd.

Daarnaast werd het standpunt van eiser dat hij geen premies volksverzekeringen verschuldigd was vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd verworpen. De rechtbank stelde dat de wetgeving bepaalt dat ingezetenen premieplichtig zijn, ongeacht hun leeftijd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/1522

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2018 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [plaats], eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 februari 2018 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2018.
Eiser is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.L. Scholte en [persoon X].

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1949 en is sinds 2013 gescheiden.
2. Eiser drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak.
3. Eiser heeft op 30 maart 2016 aangifte IB/PVV gedaan voor het belastingjaar 2015 naar een verzamelinkomen van € 21.770. Eiser heeft in zijn aangifte aangegeven aanspraak te maken op de zelfstandigenaftrek en op aftrek wegens betaalde alimentatie.
4. Verweerder heeft bij brief van 30 mei 2017 aangegeven voornemens te zijn af te wijken van de door eiser ingediende aangifte omdat - voor zover thans van belang - eiser niet in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek en de aftrek wegens alimentatie. Verweerder heeft conform dit voornemen de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Het verzamelinkomen is daarbij vastgesteld op € 27.104.

Geschil5. In geschil is of verweerder bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor het belastingjaar 2015 terecht is afgeweken van de door eiser ingediende aangifte en de daarop gebaseerde voorlopige aanslag.

6. Eiser stelt dat hij aan het aangifteprogramma van verweerder het vertrouwen mocht ontlenen dat hij recht had op de zelfstandigenaftrek en de aftrek wegens alimentatie. Daarnaast zijn er ten onrechte premies volksverzekeringen ingehouden.
7. Verweerder heeft het standpunt van eiser gemotiveerd betwist en stelt dat eiser geen in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen aan de inhoud van het aangifteprogramma. Op basis van de wet- en regelgeving heeft eiser geen recht op de zelfstandigenaftrek en aftrek wegens alimentatie en is eiser premieplichtig voor de volksverzekeringen.
Beoordeling van het geschil
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser uit de berekening van het aangifteprogramma niet het vertrouwen mocht ontlenen dat hij recht had op de zelfstandigenaftrek en aftrek wegens alimentatie, terwijl dit op grond van de wet niet het geval is. Immers, het recht op beide aftrekposten wordt bepaald door hetgeen daartoe in de Wet inkomstenbelasting 2001 is gesteld en niet door het aangifteprogramma. Nu niet in geschil is dat eiser op basis van de wetsbepalingen niet voor aftrek van de zelfstandigenaftrek en aftrek van betaalde alimentatie in aanmerking komt is de rechtbank van oordeel dat de aanslag derhalve terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Overigens merkt de rechtbank ten overvloede op dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bewuste aftrekposten in de berekening van het aangifteprogramma in aanmerking zouden zijn genomen bij juiste beantwoording van alle vragen.
9. Ten aanzien van het standpunt van eiser dat hij wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd in het geheel geen premies volksverzekeringen is verschuldigd overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 6 van de Wet financiering sociale verzekeringen en de artikelen 2.1.1 van de Wet langdurige zorg en artikel 13 van de Algemene nabestaandenwet degene die ingezetene is, als premieplichtig moet worden aangemerkt. Het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd heeft hier aldus, anders dan voor de premie op grond van de Algemene ouderdomswet en anders dan eiser kennelijk veronderstelt, geen invloed op.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.J.P. Nevens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
2 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.