In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2018 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek tot wijziging van alimentatie door de man, die eerder was vastgesteld in een echtscheidingsprocedure. De man, die opnieuw is getrouwd en onderhoudsplichtig is voor drie stiefkinderen, verzocht om een aanpassing van de alimentatie voor zijn jong-meerderjarige kind en de minderjarige. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 maart 2018, waarbij zowel de man als de vrouw en de jong-meerderjarige aanwezig waren met hun advocaten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn inkomen had verlaagd door ontslag en dat hij nu als zelfstandig dagvisser werkt. De rechtbank oordeelde dat de man ontvankelijk was in zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie, omdat er sprake was van een wijziging van omstandigheden. De rechtbank heeft de behoefte van de jong-meerderjarige en de minderjarige vastgesteld op respectievelijk € 722,- en € 524,- per maand, en de draagkracht van de man en de vrouw beoordeeld. De rechtbank heeft de alimentatie voor de jong-meerderjarige vastgesteld op € 454,- per maand en voor de minderjarige op € 334,- per maand, met ingang van 26 april 2018.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. Braun, met mr. L. Lagerwerf als griffier, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 26 april 2018.